Opinie

Gezwalk rond inzet F-16’s

De Nederlandse regering is van meet af aan niet bereid geweest deel te nemen aan gevechtshandelingen in Afghanistan, schrijft drs. M. J. M. Verhagen. De lijn van ”high visibility, low risk” die de regering gevolgd heeft, verdient volgens hem dan ook geen schoonheidsprijs. De haarscheurtjes in de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen zijn er zichtbaar door geworden.

14 December 2001 17:12Gewijzigd op 13 November 2020 23:19

Vertwijfeling en verwarring alom in politiek Den Haag. Na de terroristische aanslagen op de Verenigde Staten wisselde de minister-president enkele malen opvallend van toonzetting. Riep hij eerst de Amerikanen –volstrekt overbodig– nog op tot een waardige reactie, enige tijd later mocht de Nederlandse bevolking vernemen dat het terrorisme ook ons de oorlog had verklaard. Bij nadere beschouwing waren we toch weer niet in oorlog. Solidair hebben we beloofd te zijn, in woord en daad, met onze bondgenoot aan de overzijde van de Atlantische Oceaan, toen de NAVO-raad het besluit nam om artikel 5 van het verdrag van toepassing te verklaren. Nederland stond erop dat de juridische reikwijdte van deze historische daad werd toegevoegd aan de verklaring die de NAVO kort na de aanslagen deed uitgaan. Ook overbodig, want de kern van het NAVO-verdrag, de bondgenootschappelijke verplichting tot bijstand wanneer een van de lidstaten wordt getroffen door een gewapende aanval van buitenaf, noodzaakt namelijk ”de iure” niet tot militaire deelname aan gevechtshandelingen tegen de agressor. Ministers Van Aartsen en De Grave wilden bovendien geen ”blanco cheque” afgeven aan een mogelijk buitenproportionele reactie van de Republikeinse president Bush. Ook in de NAVO-raad, waarin de aanval van buitenaf geconstateerd werd, viel Nederland uit de toon. Niet overtuigd van het door de Amerikanen geleverde bewijs van betrokkenheid van de terroristische al-Qaida-organisatie, vroeg Nederland om bedenktijd. In een context waarin de bewijsvoering politiek is, wekte de bedenkelijke vertoning niet alleen de irritatie van secretaris-generaal Robertson.

Paniek
Het gezwalk in het diplomatieke verkeer werd luister bijgezet door openlijke verdeeldheid binnen het kabinet over de steun aan de militaire acties die de VS inmiddels begonnen waren tegen de terroristische installaties in Afghanistan. Televisiekijkend Nederland werd eerst getrakteerd op staatssecretaris Van der Ploeg, die twijfels uitte bij het ten val brengen van het misdadige, terroristen huisvestende Taliban-regime. Vervolgens liet minister van Ruimtelijke Ordening Pronk zich ontvallen dat hij tegen de bombardementen was, maar toch ook weer niet zo tegen dat hij zijn conclusies zou trekken. Inmiddels is het waarom van deze tragikomische poldertaferelen duidelijk geworden.

De Nederlandse regering is van meet af aan niet bereid geweest deel te nemen aan gevechtshandelingen, zo blijkt uit onthullingen die de Volkskrant gedaan heeft. De paniek sloeg dan ook toe in paarse gelederen toen de Amerikanen informeel te kennen gaven prijs te stellen op deelname van Nederlandse F-16’s aan de strijd in Afghanistan. Het optreden van de Koninklijke Luchtmacht in Kosovo, zij aan zij met de Amerikanen, stond nog vers in het geheugen. Nederland leverde met haar verhoudingsgewijs kleine, maar zeer moderne en professionele luchtmacht een grotere bijdrage dan andere Europese landen, die vaak niet verder kwamen dan het vliegen van rondjes boven de Adriatische Zee.

Geen schoonheidsprijs
Gelukkig bood de uitkomst van een door het kabinet gehouden peiling onder de bevolking een uitweg. De meerderheid van de geënquêteerden zag voor Nederland veeleer een humanitaire dan een militaire rol weggelegd. Als een ware Houdini wist het kabinet zich te ontworstelen uit deze gordiaanse knoop. Door de Amerikanen een zestal F-16-fotoverkenners aan te bieden, die zich zouden beperken tot het in kaart brengen van vluchtelingenstromen, verschaften we immers militaire middelen voor humanitaire doeleinden. Twee vliegen in één klap, zo leek het. De Verenigde Staten waren minder gecharmeerd van deze terughoudendheid. Het is geen diplomatiek geheim meer dat Nederland heeft afgedaan als een van de trouwste bondgenoten. Het krediet dat door de jaren heen is opgebouwd, is snel verminderd. In plaats van daadwerkelijk solidair te zijn, stuurt Nederland zijn minister van Defensie op zijn Amerikaanse ambtsgenoot af om zich ervan te vergewissen dat men verantwoord met clusterbommen gooit. Een wapen dat overigens tot het arsenaal van onze eigen luchtmacht behoort. Natuurlijk heeft elk land, Nederland incluis, het recht om eigen afwegingen te maken in de beoordeling van wat noodzakelijk en proportioneel is in de strijd tegen het terrorisme. Dit recht om eigen afwegingen te maken geldt ten aanzien van de gedragingen van andere landen, en in het bijzonder ten aanzien van de eigen verantwoordelijkheden, wanneer het aankomt op de inzet van militairen. Daarbij moet nooit over één nacht ijs gegaan worden. De lijn van ”high visibility, low risk” die de regering gevolgd heeft, maar tot dusver nooit aan de Kamer heeft willen mededelen, verdient echter hoe dan ook geen schoonheidsprijs.

Thuisblijven
De rookgordijnen die minister De Grave heeft opgetrokken in debatten met de Tweede Kamer mochten niet baten. Ondanks herhaalde aanmaning bleef hij onduidelijk over het voorbehoud dat Nederland wel degelijk gemaakt heeft ten aanzien van de inzet van de F-16’s. Het is mede daarom gênant dat de nieuwe Amerikaanse ambassadeur, Sobel, eraan te pas moest komen om helderheid te verschaffen. Daardoor is het kabinet op ernstige wijze in verlegenheid gebracht. De haarscheurtjes in de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen zijn er zichtbaar door geworden. Het valt te hopen dat deze schade beperkt blijft. In elk geval kunnen de F-16-fotoverkenners thuis blijven; ze hoeven hun nobele taak inmiddels helemaal niet meer uit te voeren.

De auteur is buitenlandwoordvoerder van de CDA-Tweede-Kamerfractie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer