„Als je vraagt of ik boer ben, zeg ik voluit ja”
Als er één beroepsgroep gewend zou kunnen zijn aan donkere wolken boven het hoofd, is het de agrarische sector. Als er één groep een hardnekkig optimisme met zich meedraagt, zijn het de boeren. Dat blijkt uit het boek ”Wij blijven boeren”.
Eigenlijk is het erger: de donkere wolken zijn niet blijven hangen boven de landerijen, ze zijn neergekomen op de hoofden van de boeren en hebben zich een weg gebaand naar hun portemonnee. Dat is zo anno 2009, nu de boeren kreunen vanwege de historisch lage melkprijs. Ze moeten geld toeleggen om een liter melk te verkopen.In juni stopten zo’n 800 trekkers voor het gebouw waar EU-regeringsleiders vergaderden; duizend Europese boeren vroegen om aandacht voor hun probleem. Bevries een deel van de melkquota zodat het aanbod omlaaggaat, zegt de een. Sluit de grenzen voor melk vanuit het buitenland, zegt een ander. Verbied supermarkten te stunten met de prijzen, stelt een derde voor.
In juli meldde de Europese Commissie dat de liberalisering van de markt doorgaat, wat betekent dat het melkquotum hoogstwaarschijnlijk in 2015 verdwijnt.
Andere wolken, ook zwart, waren er in de tijd dat het melkquotum of de superheffing werd ingevoerd. Nico Hylkema schetst dit in ”Wij blijven boeren”, uitgegeven ter gelegenheid van de opening van een nieuw landbouwmuseum in Eernewoude. Hylkema beschrijft 150 jaar landbouwgeschiedenis en portretteert zes Friese boeren.
Een belangrijk omslagpunt in de landbouw was de Tweede Wereldoorlog met zijn hongerwinters, schrijft Hylkema vooraf. „De overheersende gedachte van ”nooit weer oorlog” werd voor de landbouw ”nooit meer honger”.” Landbouw, tot dan toe onbeschermd, werd onderwerp van Europees beleid. „Aan de grenzen werden goedkope producten uit andere landen met heffingen geweerd, in Europa werden redelijke minimumprijzen gegarandeerd. Wat er overbleef werd met subsidie op markten buiten Europa afgezet.”
De melkmachine deed haar intrede. Het werk van de boer mechaniseerde. Wereldwijd nam de productie toe. Waardoor de prijzen nauwelijks nog stegen. Waardoor er schaalvergroting kwam. Oude afrasteringen in het landschap moesten weg om brede landbouwmachines door te laten. Houtwallen bleken hindernissen. „Kunstmest werd zo veelvuldig ingezet dat het grasland blauw uitsloeg. En niemand hoefde nog in angst te zitten ooit honger te lijden, want het landbouwbeleid bleek een ongekend succes.” Maar er groeide een boterberg, en voor flora en fauna waren kunstmest en bestrijdingsmiddelen funest.
De grondlegger van dit naoorlogse landbouwbeleid, minister Mansholt, was de eerste die inzag dat het misging. „Hij keerde op zijn schreden terug, maar Europa bleek een olietanker die minder snel van koers veranderde.” In 1983 besloot Brussel tot een superheffing om overproductie tegen te gaan.
Nederlandse boeren maakten zich samen sterk en namen internationaal een stevige positie in. De melkprijzen waren hoog; de quota leken succesvol. Maar later werden ze een blok aan het been. Aan het eind van de 20e eeuw was de boerenstand gekrompen tot „enkele procenten van de beroepsbevolking.” Schaalvergroting hield de productie gelijk.
Hoewel Hylkema de Rotterdamse hoogleraar Jacob Kol citeert, die zich niet kan voorstellen „dat landbouw rendabel zou blijven met lage prijzen voor bulkproducten in een klein land met ruimtegebrek en derhalve dure grond”, eindigt hij hoopvol.
De schrijver van ”Wij blijven boeren” laat zien dat prijzen nog steeds onverwacht kunnen stijgen, zoals in 2006 gebeurde. Op het platteland bouwen boeren nieuwe, grote stallen. Akkerbouwers verdienen goed aan pootgoed. „De boer is weer helemaal terug. Hij blijft nog wel even boeren en professor Kol is al een heel tijdje stil.”
Ter illustratie portretteert hij zes boeren uit Friesland. Anton Stokman, uitvinder van een apparaatje dat een koe selectief toegang verschaft tot de voerbak. De familie Van Emst, die het melkoverschot veranderde in bijzonder lekkere yoghurt en –inmiddels beroemde– boerenkaas. Elze Jellema, melkveehouder, paardeninstructeur en bedrijfskundige. Henk en Lamkje Brandsma, jarenlang in Afrika, nu in Nederland om biologisch te boeren. Jehan Bouma van de Lammesprong, zoon van een pluimveehouder, zelf schapenhouder. Kees van der Bos, bestuurder en akkerbouwer.
Zo divers als wat, die Friese boeren. Maar ze hebben een paar zaken gemeen. Ze zijn zakelijk. En nuchter. En ze hebben een boerenhart. Elze Jellema: „Natuurlijk, als je me vraagt of ik boer ben, zeg ik voluit ja. Daar schaam ik mij beslist niet voor. Want ik ervaar het als een feest.” Toch.
N.a.v. ”Wij blijven boeren”, door Nico Hylkema, foto’s Fonger de Vlas; uitg. Friese Pers Boekerij, Leeuwarden, 2009; ISBN 90 330 0688 3; 117 blz.; € 15,95.