Cultuur & boeken

Dromen achter het kawat

Titel:

29 January 2003 09:22Gewijzigd op 14 November 2020 00:05

”Achter het kawat was Nederland”
Auteur: Esther Captain
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2002
ISBN 90 435 0592 7
Pagina’s: 444 pag., € 29,90. Aan de stroom publicaties over het verloren Indië is weer een exemplaar toegevoegd. Historica Esther Captain wijdde haar dissertatie aan de dagboeken die achter het kawat van de Japanse burgerkampen werden geschreven en later geboekstaafde memoires aan de kamptijd. Vol heimwee naar een moederland dat na terugkeer niet meer bleek te bestaan.

Waarom gingen mannen en vrouwen onder moeilijke omstandigheden over tot het schrijven van een dagboek? Waarom bleven ze ook na afloop van de oorlog schrijven? En waarover schreven ze? Het waren vragen die Esther Captain, historica van Indisch-Chinees-Nederlandse afkomst, inspireerden tot het schrijven van haar proefschrift ”Achter het Kawat was Nederland”. Een proefschrift dat leest als een roman, een kwaliteit die niet elke dissertatie siert.

De vraagstelling is toegespitst op de pakweg 100.000 Europese mannen, vrouwen en kinderen die tijdens de bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) in burgerkampen waren geïnterneerd. Een deel van hen hield een kampdagboek bij, ondanks de strenge sancties die op dit vergrijp stonden. Anderen gingen na de oorlog hun memoires op papier zetten. De dissertatie van Captain belicht zowel kampdagboeken van anoniem gebleven burgers als die van nu bekende schrijvers, zoals Rudy Kousbroek en Mischa de Vreede.

Gescheiden werelden
Een wetenschappelijke analyse van de vele honderden dagboeken en een plaatsing ervan in de historische context bleven de achterliggende decennia achterwege. Met haar dissertatie wilde Esther Captain die leemte wegnemen. Haar proefschrift laat zien dat de geïnterneerde dagboekschrijvers zich nauw met Nederland verbonden voelden. Het verlangen naar het moederland komt in tal van passages naar voren. Achter de omheining van bamboematten (het gedek of kawat) lag voor de geïnterneerden niet Indië, maar Nederland.

Die beleving van de werkelijkheid symboliseert voor Captain de verhoudingen in het vooroorlogse Nederlands-Indië. Ook toen leefden Nederlanders en Indiërs grotendeels in van elkaar gescheiden werelden. Pas na de oorlog ontstond bij de ex-gedetineerden betrokkenheid op de Indische samenleving als geheel. Maar toen was het te laat. „In bezet Indië verlangden Nederlanders hartstochtelijk naar Nederland; in een vrij Nederland mijmerden Nederlanders uit Indië over een land dat inmiddels niet meer bestond.” Zoals ook het Nederland van hun dromen achter het kawat niet meer bestond.

Verschillende motieven
Het bijhouden van een dagboek was voor een deel van de auteurs een middel om hun bestaan van voor de internering vast te houden. Soms letterlijk, door het blijven schrijven van wetenschappelijke of journalistiek getinte artikelen door een wetenschapper en een journalist. Vaker figuurlijk, door te mijmeren over het vooroorlogse bestaan. Anderen schreven met het oog op familieleden en vrienden, zodat die na de oorlog kennis konden nemen van de lotgevallen tijdens de Japanse bezetting. De vooroorlogse routine van het schrijven van brieven naar Nederland werd vervangen door het bijhouden van een dagboek.

De naoorlogse memoires werden vooral gepubliceerd om het Nederlandse volk te informeren over het leed dat door Nederlanders in de Japanse burgerkampen was geleden. De interesse ervoor was echter minimaal. Tussen 1950 en 1980 werden dan ook nauwelijks nog memoires over de bezettingstijd in Indië gepubliceerd. De ex-gedetineerden deelden hun ervaringen met lotgenoten, daarbuiten probeerden ze zich aan te passen aan de code van de Nederlandse samenleving.

Dat veranderde in de jaren tachtig, toen ex-kampkinderen hun ervaringen te boek gingen stellen. Het klimaat was inmiddels veranderd. Nederland begon interesse te tonen voor het leven in ”tempo doeloe”, de verloren kolonie. ”Bezonken rood” van ex-kampjongen Jeroen Brouwers en ”Indische duinen” van de ’naoorlogse’ Adriaan van Dis werden bestsellers.

Omgekeerde rollen
De dagboeken en memoires maken duidelijk dat de Japanse kampperiode de schrijvers diepgaand heeft beïnvloed. Inhoudelijke vergelijking leert dat er sprake was van thematische verschuivingen. De lichamelijke moeiten, prominent aanwezig in de dagboeken, zijn vrijwel afwezig in de memoires uit latere perioden. „Het verstrijken van de tijd legde een sluier over de fysieke ervaringen van honger, ziekte of pijn heen”, constateert Captain.

Schokkend voor de geïnterneerden was dat de rollen in tal van opzichten waren omgekeerd. De leidende Nederlandse klasse van weleer had zich te voegen naar de wensen van de Aziatisch bezetter. Vrouwen moesten werk doen dat voorheen door hun Indische bedienden werd verricht. „Ik verkamp helemaal, mijn vernis beschaving gaat eraf”, noteerde een verontruste Elisabeth Keesing. In de memoires van de ex-kampkinderen is van die angst voor het afzakken tot het niveau van de Indiër niets te vinden. Het klassengevoel ontstond blijkbaar pas bij het ouder worden.

Voor de volwassen dagboekschrijvers was het vanzelfsprekend dat ze na de oorlog de draad in Indië weer zouden oppakken. Om de Indische ’kinderen’ naar de volwassenheid te leiden. Des te schokkender was het, dat die ’kinderen’ zich in de Bersiap-periode (1941-1949) tegen de ouders keerden. In de memoires van ex-kampkinderen klinkt het verlangen door om een gelijkwaardige relatie met Indonesiërs aan te gaan. Een ideaal dat in de praktijk werd doorkruist door de erfenis van het koloniale verleden.

Blijvend letsel
Opvallend in de naoorlogse publicaties is de verheerlijking van de geïnterneerde vrouwen door de mannelijke auteurs. Terwijl in de dagboeken nog weinig over dat heldendom is te vinden, groeit de vrouw achter het kawat in de memoires uit tot een heroïsche figuur. Die voorstelling van zaken bleef de beeldvorming tot 1980 domineren. De Europese vrouw had volstandig de kwelling en vernedering door ”de jap” weerstaan. Het waren ex-kampkinderen die met hun memoires dat beeld onder vuur namen.

Opvallend is dat zij die als volwassene geïnterneerd waren, de kampperiode uiteindelijk als een waardevolle tijd in hun leven waardeerden. Een periode van bezinning. In de evaluatie van de ex-kampkinderen overheerst de schade. De internering blokkeerde in hun jeugd de verwerving van basisveiligheid, autonomie en een eigen identiteit.

Getuige hun dagboeken en memoires werden de volwassenen bij het dragen van de kampherinneringen gesteund door humor, die het leed bespreekbaar maakte en tegelijk relativeerde. In de jaren zeventig en tachtig was de meeste ex-geïnterneerden het lachen echter vergaan. Ook bij hen bleek de Japanse bezetting blijvend psychisch letsel te hebben veroorzaakt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer