Cultuur & boeken

Sfeer van gewichtigheid en jenever bij Van Loenen

De ondertitel van de nieuwe bundel van René van Loenen –”een pelgrimage in 40 gedichten”– (1950) is moeilijker te duiden dan zijn doorgaans (wel erg) toegankelijke gedichten. In welk opzicht is deze bundel een pelgrimage?

Klaas Fraanje
5 August 2009 08:05Gewijzigd op 14 November 2020 08:24
In de dichtbundel ”Straatliefdegras” zit Van Loenen heel dicht op zijn onderwerpen. Of hij nu kijkt naar iets uit de natuur, een dorp, of mensen in de kroeg, je merkt dat hij met veel aandacht gekeken heeft. Foto René van Loenen
In de dichtbundel ”Straatliefdegras” zit Van Loenen heel dicht op zijn onderwerpen. Of hij nu kijkt naar iets uit de natuur, een dorp, of mensen in de kroeg, je merkt dat hij met veel aandacht gekeken heeft. Foto René van Loenen

Hoewel in ”Straatliefdegras” zowel eerder werk van Van Loenen als nieuwe gedichten zijn verzameld, is er nauwelijks ontwikkeling in de stijl, vormgeving of taal. Toch suggereert de ondertitel dat de gedichten niet willekeurig bij elkaar in een band zijn beland, maar dat er een weg wordt afgelegd. Waarin ligt dan de gesuggereerde samenhang?Van Loenen verstaat in ieder geval het ambacht. Zijn taal en stijl, zijn rijmen en zijn ritme zijn goed verzorgd en haperen zelden, maar dat alles is niet genoeg voor hoogwaardige poëzie. Wat mij betreft ontbreekt te vaak de spanning in de gedichten. Hun vorm is zelden spannend en ook de inhoud zal weinig lezers op het puntje van de stoel brengen. Dit laat onverlet dat er wel degelijk prachtige gedichten in ”Straatliefdegras” staan, zoals ”Café Ceintuur” (zie kader).

Dit gedicht laat zich in eerste instantie lezen als een sympathieke schets van de genoeglijkheid van een stamkroeg. En dat is het ook, zelfs los van het feit dat er in Culemborg, de woonplaats van Van Loenen, een café met die naam is. De ernst waarmee zowel biljart als domino kan worden gespeeld, is sterk getypeerd in ”rituele klanken” (regel 2). Een zekere ernst hangt er ook rond de heren aan tafel, zij het dat de geur van gewichtigheid wat wordt overheerst door die van jenever. De laatste regel, een steek richting het onverzadigbare grootverbruik van de domino spelende heren, maakt de sfeer helemaal af.

Een geslaagd gedicht dus over een speels thema en vol met mooie assonanties en alliteraties. Wie het gedicht hiermee terzijde legt, mist echter veel en doet mijns inziens Van Loenen te kort. Het citaat uit Prediker 1 in de laatste regels wijst op een diepere betekenis. Het woord ”tijd” in de voorlaatste regel is daarbij een sleutelwoord. Door daar te refereren aan de tijd krijgen het ”eeuwig” (regel 5) en ”eindigheid” (regel 12) een heel andere lading. Sowieso oogt de term eindigheid wat hoogdravend in de context van een spelletje domino.

Herlezen vestigt de aandacht op de vele enjambementen, die hier (zoals vaak bij Van Loenen), erg belangrijk zijn. Dat de spelers in de eerste regel stoten lijkt logisch, dat is immers de kern van het biljartspel, maar bij Van Loenen is dat net even anders. Hij laat de spelers rituele klanken uitstoten. Overigens ook een mooie ironische betiteling voor alle kroegpraat! Als er dan, direct daarna, staat dat de mannen zich buigen, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het gedicht hier naar een hogere sfeer getild wordt. Alweer staan we dan op het verkeerde been, want verder lezen leert dat de biljartende mannen zich simpelweg over de tafel buigen. Wat meer op onze hoede, om ons niet weer te laten beetnemen, lezen we verder en denken nog maar niet te veel aan de pogingen te caramboleren in een eeuwig durende reeks. Het woord ”raken” lijkt er op te duiden dat er een punt is gescoord, maar weer is de door het enjambement uitgestelde betekenis net even anders. Ook de biljartende mens raakt aan de uiterste grens en zelfs na de langste serie moet de beurt worden overgegeven. Zo gaat dit ”luchtige” gedicht ineens over leven en dood!

Mooi is de tegenstelling met de heren aan tafel, zij willen juist zo snel mogelijk uit het spel en proberen al hun dominostenen kwijt te raken. Welk spel men ook verkiest te spelen, uiteindelijk zijn het de spelregels die blijven en de spelers die moeten gaan. Er is een tijd om te spelen, jazeker. Voor alle dingen is er een tijd en hoewel mensen voor een tijd kunnen meespelen, valt het oneindige van de levenszee buiten hun controle.

Café Ceintuur komt uit de reeks ”Tot hiertoe”. Eindigheid en verval zijn de belangrijkste thema’s in deze serie, die net als de eerste reeks ”Incognito” uit dertien gedichten bestaat. In ”Incognito” schrijft Van Loenen over dieren, planten en zwammen en tot veel diepgang komt het in die serie niet. In de derde reeks, getiteld ”Woord”, breekt het christelijke karakter van de bundel volop door. Er zijn talrijke allusies op Bijbelteksten en Van Loenen gebruikt steeds meer religieuze beelden.

Terugkijkend na het lezen van ”Woord” blijkt de pelgrimage van ”Straatliefdegras” er één te zijn van interpretatie. Wie vanuit de eindigheid van het leven op zoek gaat naar betekenis kan terecht in ”Woord”. Wie met kennis van (Het) ”Woord” opnieuw naar de in ”Incognito” beschreven natuur kijkt, herkent daar wel degelijk Iemand in. Hetzelfde inzicht maakt van ”Tot hiertoe” een duidelijke verwijzing naar Degene Die het leven in de hand heeft.

In ”Straatliefdegras” zit Van Loenen heel dicht op zijn onderwerpen. Of hij nu kijkt naar iets uit de natuur, een dorp, of mensen in de kroeg, je merkt dat hij met veel aandacht gekeken heeft en zich inleeft. Hierdoor staat ”Straatliefdegras” midden in de wereld, terwijl dat wat verder gaat dan dit leven zich gaandeweg meer en meer een weg baant door de gedichten. Het is een prettig lezende bundel vol gedichten die door de vloeiende taal en techniek sympathie oproepen voor de met liefde beschreven onderwerpen.

N.a.v. ”Straatliefdegras. Een pelgrimage in 40 gedichten”, door René van Loenen; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2009; ISBN 978 90 239 9291 2; 56 blz.; € 12,90.


Café Ceintuur

Rond het biljart stoten mannen
rituele klanken uit. Buigen zich
over het speelveld,
beogen te caramboleren
in een eeuwig durende reeks, raken
aan de uiterste grens, geven toch
de beurt over.

Nee, dan de heren aan tafel.
Zij mompelen maar wat.
Tussen jeneverglaasjes leggen zij
aan op het dikke tapijt.
Op zoek naar eindigheid.

Er is een tijd. Jazeker.
Toch raakt de zee niet vol.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer