Religieus argument noodzakelijk in publieke leven
Titel:
”Religies in het publieke domein”, onder redactie van Henk Vroom en Henk Woldring
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 211 3885 9
Pagina’s: 192
Prijs: € 18,50. De aandacht voor religie is tegenwoordig groter dan enkele decennia geleden. Dat geldt vooral voor de politieke en maatschappelijke betekenis ervan. In dat kader staat ook de bundel ”Religies in het publieke domein”.
De bundel valt in twee delen uiteen. Allereerst een meer wetenschappelijk deel van de hand van Van Gennip, Verhoogt, Woldring en Vroom, en vervolgens een aantal bijdragen van mensen van verschillende religieuze herkomst over de presentie van hun groepering in het publieke domein.
Woldring, hoogleraar politieke filosofie aan de VU, stelt de vraag aan de orde welke plaats expliciet levensbeschouwelijke argumenten in het politieke debat mogen hebben. Terecht is zijn conclusie dat zij die het gebruik van dergelijke argumenten ongewenst vinden, tekortdoen aan de levensbeschouwelijke pluraliteit die eigen is aan een democratische samenleving. Ook de scheiding van kerk en staat betekent niet dat men levensbeschouwelijke argumenten zou moeten vermijden.
Naar aanleiding van een tweetal debatten in de Eerste Kamer gaat Woldring, zelf senator voor het CDA, na in hoeverre de vertegenwoordigers van de christelijke partijen gebruikmaken van religieuze argumenten. Dat laatste kan meer expliciet en meer impliciet gebeuren.
Als mevrouw Timmerman-Buck als CDA-woordvoerster in een recent euthanasiedebat beklemtoont dat het leven een gave is, is duidelijk dat zij eigenlijk bedoelt te zeggen dat het leven een gave van God is. Slechts impliciet is de religieuze dimensie aanwezig wanneer zij verwijst naar waarden als verantwoordelijkheid en vrijheid. In eerste instantie zijn dat algemeen aanvaardbare argumenten, maar voor de woordvoerster van het CDA is daarbij tevens in het geding dat de mens in vrijheid geroepen is God en de naaste te dienen.
Ook Schuurman (ChristenUnie) en Holdijk (SGP) maken gebruik van meer algemene of impliciet levensbeschouwelijke argumenten. Zij schromen echter niet om ook direct aan de Bijbel ontleende argumenten te berde te brengen.
Bij de algemene politieke beschouwingen van 2001, een ander debat dat Woldring analyseert, blijkt Schuurman hoofdzakelijk gebruik te maken van een algemeen aanvaardbare argumentatie, die slechts indirect is terug te voeren tot zijn levensbeschouwelijke uitgangspunten. Holdijk verwijst daarnaast meer expliciet naar zijn levensbeschouwelijke uitgangspunten. Woldring ziet daarin, niet ten onrechte, een relatie met het door de SGP onderschreven artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Op grond daarvan wijst de partij het levensbeschouwelijk pluralisme principieel af.
De bijdragen vanuit de verschillende levensbeschouwelijke richtingen, die de tweede helft van het boekje vormen, zijn veelal interessant. De woordvoerder van het hindoeïsme, R. S. Gowricharn, signaleert dat het hindoeïsme veel meer moreel krediet heeft dan de islam. Dat heeft ermee te maken dat er in Nederland veel minder hindoes zijn dan moslims (verhouding 1 op 10). In de internationale verhoudingen worden moslims veel sterker als vijand gezien. Hindoes zijn ook meer geïntegreerd in de Nederlandse samenleving.
De vertegenwoordiger van de islam is kennelijk gerekruteerd uit de spaarzamelijk voorkomende meer verlichte sector van de islam. Op die manier is zijn verhaal echter niet representatief voor de hier wonende islamitische gemeenschap.
Het artikel van Sophie van Bijsterveld, secretaris van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, over de kerken in het publieke domein, draagt een nogal rooms-katholiek karakter. Zij wijst erop dat volgens de Rooms-Katholieke Kerk de rooms-katholieke sociale leer niet alleen aanvaardbaar is voor de eigen gelovigen, maar ook voor anderen.
Een afzonderlijke bijdrage uit orthodox-protestantse kring had in deze bundel niet misstaan. Dit zowel historisch gezien, als vanwege de actuele omvang van de verschillende levensbeschouwelijke groeperingen.