Eendracht nodig rond Zuid-Kaukasus
De les van het conflict rond Georgië een jaar geleden is volgens Marcel de Haas dat het Westen Rusland eensgezind duidelijk moet maken dat militair ingrijpen in andere staten niet acceptabel is. Tegelijk dient het Westen meer samenwerking met Rusland te zoeken, zonder de eigen belangen uit het oog te verliezen.
Van 8 tot en met 12 augustus 2008 –deze week een jaar geleden– vocht Rusland een oorlog uit met Georgië, nadat dit land de opstandige provincie Zuid-Ossetië gewapenderhand weer onder zijn gezag trachtte te brengen. De Russische invasie had tot resultaat dat Georgië niet alleen Zuid-Ossetië maar ook de andere separatistische regio –Abchazië– geheel verloor. Internationaal leidde het Russische militaire geweld ertoe dat de NAVO en de EU de samenwerking met Moskou opschortten.Sinds augustus 2008 heeft Moskou zijn greep op de separatistische regio’s drastisch versterkt. Rusland erkende hun „onafhankelijkheid”, stationeerde aldaar tweemaal zo veel militairen als voor het conflict, liet zijn grenstroepen de scheidslijnen met Georgië bewaken en maakte met veto’s een einde aan de missies van de OVSE in Zuid-Ossetië en van de VN in Abchazië.
Een jaar na dato is de samenwerking van NAVO en EU met Moskou op hun initiatief toch weer hersteld. Welke politiek zou het Westen moeten voeren in de Zuid-Kaukasus waarmee de eigen belangen maar ook de relaties met Moskou zijn gediend?
Als het Westen ervan overtuigd is dat het een rol (in conflictoplossing) in de Zuid-Kaukasus zou moeten spelen, is de EU daar beter toe in staat dan de NAVO. Moskou ziet de EU minder als westerse indringer dan de NAVO, al was het maar vanwege de grote wederzijdse handelsbelangen. Aangezien de meeste staten van de NAVO ook lid zijn van de EU kan deze organisatie de rol op zich nemen als instrument van westers veiligheidsbeleid in de Zuid-Kaukasus.
Verdeeldheid
Wat valt er te leren van het Georgiëconflict? Ten dele was de aanleiding het gebrek aan westerse eensgezindheid, wat bleek op de NAVO-top in Boekarest in april 2008, waar Georgië en Oekraïne perspectief op NAVO-lidmaatschap werd geboden, maar –als gevolg van de verdeeldheid– zonder datum. Dat was voor het Kremlin reden om met troepenversterkingen en gedeeltelijke erkenning van de separatistische regio’s de instabiliteit te vergroten, teneinde een Georgisch NAVO-lidmaatschap te voorkomen.
Om een stabiele ontwikkeling in de Zuid-Kaukasus te bevorderen, zijn in het westerse kamp allereerst eensgezindheid en overeenstemming nodig. Vragen die men zich moet stellen zijn: Welke belangen heeft het Westen daar? Hebben de soevereine voormalige Sovjetrepublieken zelf het recht hun internationale verbanden te regelen, of mag Moskou dat bepalen? En wat doen we met onze energieveiligheid; zoeken we alternatieve energiebronnen of blijven we afhankelijk van Rusland? Minder energieafhankelijkheid van Rusland betekent meer beleidsopties voor Moskou, maar vooralsnog is een kwart van de EU-staten, waaronder Nederland, betrokken bij Russische energieprojecten.
Represailles
Het Westen zou een tweeledig beleid tegenover Rusland moeten volgen inzake de Zuid-Kaukasus. Enerzijds een beleidslijn van de standvastige houding dat militair ingrijpen in andere staten onaanvaardbaar is. Daarbij moet men vooraf bedenken welke represailles mogelijk zijn, zonder dat dit de banden van Moskou met ‘schurkenstaten’ in de hand werkt. Een goed signaal is dat collectieve verdediging nu weer op de NAVO-agenda staat, zodat Moskou weet dat het niet zonder consequenties kan overgaan tot ‘bescherming’ van Russische minderheden, bijvoorbeeld in de Baltische staten.
Tegelijk moet men de Georgische regering duidelijk maken dat het land zich van confrontaties met Rusland moet onthouden als het nauwere relaties wil met het Westen. Militair gezien zou de EU in deze regio vredesmachten kunnen ontplooien, niet alleen ter vervanging van de bestaande waarnemersmacht in Georgië, maar wellicht ook in de andere ”frozen conflicts”, zoals Trans-Dnjestrië en Nagorno-Karabach, als de betrokken partijen dit op prijs stellen. Met een dergelijke preventieve militaire ontplooiing voorkomt men dat Rusland zich eventueel geroepen voelt tot militaire actie.
Militaire operaties moeten gepaard gaan met sociaaleconomische opbouwprojecten, om zo in de conflictgebieden een stabiele ontwikkeling te bevorderen. Dit past goed in het ”Eastern Partnership”, dat de EU recentelijk heeft opgezet met de Zuid-Kaukasische staten, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland. De heftige Russische kritiek op dit partnerschap mag niet verhinderen dat de Unie en deze soevereine staten hiermee doorgaan.
Stap verder
Anderzijds, als tweede deel van het duale westerse beleid, moet de EU de samenwer-king met Rusland intensiveren, met de veiligstelling van westerse belangen. Concrete samenwerkingsprojecten in de Zuid-Kaukasus zijn bijvoorbeeld gezamenlijke beveili-ging van energie-infrastructuur tegen terreuraanslagen en rampenbestrijding.
In ieder geval moet er veel en diepgaand gepraat worden tussen Rusland, de Zuid-Kaukasische staten en het Westen, teneinde het wantrouwen te verminderen. Dat levert wellicht ook wederzijds voordelige, praktische samenwerkingsprojecten op.
Rusland is niet weg te denken uit de Zuid-Kaukasus, maar het Westen net zomin. Als beide partijen dat erkennen, zijn we al een stap verder.
De auteur is Ruslandkundige en als krijgskundig onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael. Dit artikel is ontleend aan zijn boek ”Russia’s Foreign Security Policy in the 21st Century: Putin, Medvedev and Beyond”, dat begin volgend jaar verschijnt bij Routledge.