Broos en breekbaar China
Het kan niet op met de groei van China. Wolkenkrabbers worden uit de grond gestampt, nieuwe wegen aangelegd, het consumentisme bloeit volop. Maar het politieke fundament van een democratie ontbreekt, schrijft Chinakenner Rob Gifford. „China is breekbaarder en brozer dan het lijkt.”
Vroeger was iedereen arm, zegt een Chinees. Nu heeft iedereen meer vrijheid, maar er is ”luan”, chaos. „Geld heeft iedereen gecorrumpeerd.”Gifford was van 1999 tot 2005 gestationeerd in Peking als correspondent van National Public Radio en reisde als verslaggever door China en de rest van Azië. Hij heeft een christelijke achtergrond. Eens ging hij zelfs voor tijdens een kerkdienst toen hij daarom werd gevraagd.
In ”De Chinese weg” beschrijft hij zijn lange reis van Sjanghai naar de staat Xinjiang. Hij komt aan in Urumqi, de stad van de Oeigoeren die recent het toneel was van bloedige etnische twisten. Beschrijving van het land en de mensen combineert hij met interessante beschouwingen over een wereldrijk in beweging.
In China wordt het steeds onrustiger, stelt Gifford vast. Het land heeft sinds 1978 –het jaar van Mao’s dood– te maken met ingrijpende markthervormingen. Maar er is een groeiende kloof tussen de rijkdom in de stad en de armoede op het platteland. China beleeft een ongekende comsumptie-explosie, maar de meerderheid van de bevolking heeft er geen deel aan, aldus Gifford. Het oude vangnet van gratis gezondheidszorg is verdwenen en veel mensen zijn er slechter aan toe dan voorheen.
Tragiek
Dat is ook de tragiek van de revolutie van 1989 geweest, waarbij studentenprotesten op het Plein van de Hemelse Vrede bloedig werden neergeslagen. De leiders van de Communistische Partij hebben toen een stilzwijgende afspraak met de bevolking gemaakt: als jullie je niet met de politiek bemoeien, kunnen jullie doen wat jullie willen. Sindsdien is politiek taboe, met name onder jonge Chinezen.
Gifford constateert een vrijwel volledige depolitisering van de jongere generatie (iedereen onder de 35 jaar). Jongeren leggen zich toe op het verdienen van geld. De kleine vogelkooi waarin de bevolking vroeger leefde is een volière geworden, aldus Gifford. Er is meer ruimte om de vleugels uit te slaan, maar het blijft een kooi!
Moreel verval
De invloed van Hudson Taylor, die in 1865 de China Inland Mission stichtte, en andere westerse zendelingen is enorm geweest, en niet alleen op religieus gebied. Zij introduceerden ook modern onderwijs en medische zorg.
Gifford beschrijft vanuit die achtergrond ook het verval in de moraal, zoals ten aanzien van seksualiteit en de snelgroeiende drugs- en sekshandel. Er is wel een snelle groei van de kerk, maar China maakt in het algemeen een zeer wereldse indruk. In de onstuimige jacht naar rijkdom en ontwikkeling wordt afgerekend met welke morele belemmeringen dan ook. „Er bestaat geen absolute spirituele waarheid. De waarheid, als ze al bestaat, is onkenbaar”, zo geeft Gifford het gevoelen van Chinezen weer.
Het spirituele vacuüm is groot na Mao, aldus Gifford. Confucius en Mao hebben het Chinese volk veel geboden, maar liefde hoorde daar niet bij. „Misschien is dat de reden waarom de kerken nu vol zitten”, oppert de schrijver.
Religie
De vervolging van de kerk heeft tot groei geleid, zoals dat ook in de vroeg-christelijke kerk het geval was. De Communistische Partij heeft stilzwijgend geaccepteerd dat ze religie niet zal kunnen uitroeien. Maar de getalsmatige groei betekent niet dat christenen overal goed worden behandeld. Dat is afhankelijk van de opstelling van de plaatselijke partijbonzen.
Schrijnend is ook wat Gifford schrijft over de abortuspraktijk in China. Zonder enige gêne legt een dokter uit hoe de ongeboren vrucht wordt ‘verwijderd’ in het kader van de gezinspolitiek. Wie een tweede kind verwacht, wordt gedwongen tot abortus. Als dat niet gebeurt, volgt een (zware) boete. Sterilisaties en abortussen tot zelfs in de laatste drie maanden van de zwangerschap zijn aan de orde van de dag. Soms krijgen baby’s een dodelijke spuit als ze ter wereld zijn gekomen…
Opstanden
Gifford schrijft over de Oeigoeren –Urumqi was immers de eindpunt van zijn reis– als de groep die Peking de meeste problemen bezorgt. China doet zijn uiterste best de Oeigoeren (net als de Tibetanen) zo snel mogelijk meer ‘Chinees’ te maken. Als de Chinese troepen vandaag uit Xinjang en Tibet zouden vertrekken, zouden er morgen al opstanden uitbreken, zo vreest Gifford.
Iemand vertelde hem dat steeds meer Oeigoeren besluiten hun kinderen naar Han-Chinese (de etnische groep waaruit het merendeel van de bevolking van China bestaat) scholen te sturen. Want daar ligt hun toekomst. Gifford merkt een pijnlijke ontwikkeling op: sinds 11 september 2001 hebben de Verenigde Staten een aantal Oeigoerse extremisten gevangengenomen en geeft Amerika China carte blanche om onder het mom van de strijd tegen terrorisme elke afwijkende mening in Xinjang de kop in te drukken. Mensenrechtenorganisaties beschuldigen de Amerikaanse regering ervan dat ze de Oeigoeren heeft verkocht aan de Han-Chinezen.
Boeren
Gifford zegt dat China in sommige opzichten geen steek is veranderd. „Het is nog altijd dezelfde keizerlijke eenpartijstaat die de eerste keizer van tweeduizend jaar geleden probleemloos zou herkennen. Met andere woorden: er is geen effectieve politieke controle en er is verschrikkelijk veel corruptie, zoals altijd het geval is geweest.”
De tragiek is dat de Chinese overheid de boeren, ooit de kracht van het land, in de steek heeft gelaten. De overheid berooft hen van het land en verkoopt het aan projectontwikkelaars. Er heeft zich een psychologische revolutie voltrokken. China heeft zijn eigen traditie (gebaseerd op het confucianisme) overboord gegooid, om zich als economische superstaat op de buitenwereld te richten. Technologie is de nieuwe religie van het stedelijke China, aldus Gifford. Wetenschappelijke vooruitgang is een nationale obsessie geworden. Als buitenstaander vraag je je af of er überhaupt nog iets van het oude China is overgebleven.
Mao heeft veel mensenlevens vernietigd (miljoenen kwamen er om tijdens de Culturele Revolutie), maar er bestond nog een ethisch kader van goed en kwaad. Maar wat is tegenwoordig nog goed en kwaad? zo vragen veel Chinezen zich af.
Ook de houding tegenover het gezin heeft een revolutie ondergaan. In de steden worden de ouderen door de jeugd overvleugeld; het individu wordt belangrijker dan de groep. Gifford stelt dat de legendarische groeispurt van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ten einde is en dat de wanhoop begint terug te keren.
Een aanwijzing daarvoor is de toename van het aantal zelfdodingen, vooral onder plattelandsvrouwen. China heeft momenteel het hoogste aantal zelfdodingen onder vrouwen ter wereld.
Vastgeklonken
Wat is het antwoord van de Chinese leiders op deze nieuwe uitdagingen? Benaderen zij de geheel andere situatie op een volledig andere manier? Gifford is bang dat het antwoord nee luidt. „China heeft een mobiele eenentwintigste-eeuwse samenleving die vastgeklonken zit aan een versteend, leninistischachtig politiek systeem uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. De economie verandert, de samenleving verandert, maar de politiek niet, en dat begint langzamerhand tot zo veel problemen in het bestuur en zelfs in de economie te leiden dat het te betwijfelen valt of China ooit wel tot grootmacht zal kunnen uitgroeien. China is breekbaarder en brozer dan het lijkt.”
Breekpunt is de democratische hervorming waarover geen enkele Chinese leider wil praten. De revolutie is niet voltooid zolang het volk nog geen politieke rechten heeft, aldus Gifford. Er is overal controle. Het probleem van China is volgens Gifford dat de Chinezen nooit een systeem hebben ontwikkeld waarin de staatsmacht aan beperkingen werd onderworpen. Het systeem is er gewoon niet op gebouwd om onafhankelijk denken toe staan, want dat zal vragen oproepen over het politieke systeem. Als China de eenheid wil bewaren, zal het dergelijke vragen niet tolereren.
Alleenheersers
De meeste partijleiders geloven nog altijd dat de Communistische Partij een haast goddelijk recht heeft om alleen te regeren. China bouwt nieuwe wegen, gebouwen en luchthavens, maar vergeet dat het eerst het fundament moeten leggen voor een nieuw politiek huis en een onafhankelijke rechterlijke macht. „De situatie is inmiddels te ernstig om nog langer te negeren. Er komt een punt waarop het afdwingen van stabiliteit in feite meer instabiliteit creëert en ik heb het gevoel dat China dat punt misschien op korte termijn zal bereiken.”
Het gevaar is dat ook de economie van China zal gaan haperen als het politieke systeem niet verandert. Hoe kun je een supermogendheid worden als je je mensen niet toestaat zelfstandig te denken?, vraagt Gifford zich af.
Behalve de economische problemen kent de Chinese samenleving te veel tegenstellingen. „De partij wil een moderne maatschappij scheppen, maar biedt geen ruimte voor een al te burgerlijke samenleving met kerken, vakbonden, verenigingen en andere maatschappelijke organisaties die nodig zijn om een moderne natie op te bouwen. Ze wil niet dat de mensen via internet toegang krijgen tot gevoelige informatie, maar heeft wel technologie nodig om het moderne land op te bouwen dat ze wil hebben. De partij moet kennis bevorderen om te kunnen concurreren, maar kennis is gevaarlijk.”
Ingesnoerd hart
Gifford schreef een scherp en onthullend boek over de tegenstrijdigheden in dit immense land. Zijn bewogenheid met de mensen is groot. Hij zal de Chinezen missen, nu hij daar weg is. „Het Chinese hart is zo ontzettend groot, maar het is altijd zo sterk ingesnoerd geweest, eerst door de confucianistische cultuur en daarna door het communisme.” Het lijden van de Chinezen duurt lang, te lang. Velen staan op het punt voor het eerst iets van de vooruitgang te proeven. Maar de zorgen zijn groot en Gifford is zelfs behoorlijk bang voor de toekomst. „China heeft meer problemen dan de mensen in het Westen beseffen, en de mogelijkheden voor vooruitgang zijn altijd gekleurd door de enorme prijs die de verliezers in het hele economische hervormingsproces moeten betalen. Wat er ook in China staat te gebeuren, ik heb een donkerbruin vermoeden dat de ontwikkeling van het land met horten en stoten zal blijven verlopen.”
N.a.v. ”De Chinese weg. Van Shanghai tot Kazachstan”, door Rob Gifford; uitg. Balans, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 5018 843 2; 340 blz.; € 24,95.