Voorkeur
Tineke Huizinga, nummer vier op de kandidatenlijst van de ChristenUnie, heeft ongetwijfeld een record gebroken. Binnen een jaar is zij tweemaal met voorkeurstemmen in de Tweede Kamer gekozen. Opnieuw werden een kleine 20.000 stemmen op haar uitgebracht, ruim voldoende om hoger geplaatste kandidaten van hun plaats te verdringen.
Vorig jaar was de oud-GPV’er Van Middelkoop het slachtoffer, ditmaal was het de vroegere fractievoorzitter van de RPF, Van Dijke. Beiden zullen wel nooit gedacht hebben dat hun politieke carrière op deze manier aan een eind zou komen.
Bij de vorige verkiezingscampagne was er min of meer sprake van een actie om een vrouw in de Tweede-Kamerfractie van de ChristenUnie te kiezen. Ditmaal was dat niet het geval. Bij het opstellen van de kandidatenlijst leek de vierde plaats die Huizinga toebedeeld kreeg, een veilige plaats. Toen bestond nog enige hoop dat de nieuwe lijsttrekker er in zou slagen om een belangrijk deel van de verloren stemmen terug te winnen.
Ook ditmaal legitimeerde de Heerenveense kandidate haar besluit om haar zetel in te nemen ten koste van zittende kamerleden met het argument dat de wens van de kiezer gerespecteerd moest worden. Heel sterk is dat argument overigens niet. Het is meer de wens van de Kieswet dan de wens van de kiezer die hier de doorslag geeft.
Op basis van de officiële uitslag van de verkiezingen kan worden vastgesteld dat 9,6 procent van de kiezers van de ChristenUnie een voorkeursstem heeft uitgebracht op mevrouw Huizinga. Op grond daarvan kan men echter ook stellen dat ruim 90 procent van de kiezers op deze partij ermee akkoord ging of er in ieder geval geen bezwaar tegen had dat haar de vierde plaats was toebedeeld. Slechts een betrekkelijk kleine minderheid dacht er anders over.
Vroeger was de helft van de kiesdeler nodig om met voorkeur gekozen te worden. Thans is een kwart van de kiesdeler al voldoende, en dat ongeacht de vraag (wat vroeger wel van groot belang was) of een partij in alle kieskringen met dezelfde lijst uitkomt. Daarmee is de drempel wel erg laag geworden en krijgen betrekkelijk kleine groepen kiezers een onevenredig grote invloed.
In ieder geval heeft het feit dat een (beperkt) deel van de ChristenUnie achterban zeer hecht aan een vrouwelijk kamerlid, gevoegd bij het herhaalde zetelverlies, ertoe geleid dat een tweetal ervaren kamerleden het veld moest ruimen. Politiek is ook wat dat betreft een hard bedrijf.
Het is niet zonder reden dat de financiële regelingen voor vertrekkende kamerleden (en ministers) betrekkelijk royaal zijn. Daar wordt wel eens kritiek op geleverd, maar daarbij vergeet men dat het een baan is waarbij men op het onverwachtst op straat kan komen te staan.
Het kamerlidmaatschap is tevens een veeleisende functie. Zeker in een kleine fractie. Vandaar dat ook binnen de ChristenUnie de vraag rees of de rol van kamerlid met een appartement in Den Haag zich wel laat verenigen met die van echtgenote en moeder van opgroeiende kinderen. Ook hier zou dan moeten gelden dat wat het zwaarste is, het zwaarste moet wegen.