Israëlisch ziekenhuis teken van hoop
Zijn ervaringen in Israëlische ziekenhuizen geven Bert de Bruin hoop. Ondanks grote verschillen tussen bevolkingsgroepen blijkt samenwerken en samenleven daar mogelijk.
Onze zesjarige zoon werd deze week voor een nacht opgenomen in het Carmelziekenhuis in Haifa. Hij had een ernstige oorontsteking waarop gewone antibiotica na drie dagen geen vat leken te krijgen, dus moest hij voor korte tijd aan het infuus. Ongeveer negen jaar geleden heb ik alles bij elkaar een week of twee in datzelfde ziekenhuis doorgebracht, nadat onze toen anderhalf jaar oude dochter tweemaal een operatie had ondergaan.Rond de geboortes van onze kinderen heb ik ook een ander ziekenhuis in Haifa, Bney Tzion/Rothschild, vanbinnen leren kennen. Ik heb vrijwel alleen positieve ervaringen met dokters en ziekenhuizen in Israël. Zeker als het om kindergeneeskunde gaat staat dit land zijn mannetje.
Al die ziekenhuisverblijven waren interessante en indrukwekkende ervaringen, niet in de laatste plaats door de bijzondere atmosfeer in beide medische inrichtingen.
In Gaza, Jeruzalem en elders in en om Israël staan Joden en Arabieren elkaar naar het leven. Immigranten en geboren Israëliërs begrijpen elkaar vaak niet goed. Religieuze en seculiere Israëliërs maken elkaar soms uit voor minder dan rotte vis of belagen elkaar zelfs fysiek. Maar in de ziekenhuizen van Haifa (en ook van andere Israëlische steden, zo is mij verteld) werken en leven alle verschillende bevolkingsgroepen die Israël tot zo’n bijzonder –en bijzonder ingewikkeld– land maken op vrijwel voorbeeldige wijze naast en met elkaar.
Dokters, verloskundigen, zusters, broeders, schoonmakers, patiënten, jonge vaders en moeders, bezoekers, er wordt geen onderscheid gemaakt naar afkomst of religie. Discriminatie, haat en nijd zullen ongetwijfeld ook in Israëlische ziekenhuizen voorkomen, maar toch valt het me steeds op dat de etnische, religieuze en politieke verschillen die ons dagelijks leven vaak zo bemoeilijken, daar weg lijken te vallen.
Deze week, en ook bij de drie bevallingen en bij de operaties, hebben zowel Arabische als Joodse, religieuze als seculiere, ‘oude’ als ‘nieuwe’ Israëliërs ons geholpen als arts, verloskundige et cetera. Op de kraam- en kinderafdelingen lagen mijn vrouw en onze kinderen naast baby’s en jonge moeders wier moedertaal Russisch, Arabisch, Hebreeuws, Frans, Spaans, of Engels was, en ik ben alle drie de keren bij het verlaten van de verloskamer met zowel ”mazal tov” (Hebreeuws) als ”mabroek” (Arabisch) gefeliciteerd. Mensen bieden elkaar eten en drinken aan, geven elkaar advies en hoop, proberen ieder voor zich en gezamenlijk het verblijf van de patiënten en hun geliefden zo aangenaam en kort mogelijk te laten zijn.
Niet vrolijk
Zulke ervaringen geven weer een beetje moed en hoop. Dat is hard nodig, want van de status-quo van de ellende in en rond Gaza, van het chronische gebrek aan leiderschap en visie aan beide kanten, van de bedreigingen die regelmatig vanuit Beiroet en Teheran deze kant worden opgestuurd, en van het geweld tussen kolonisten en soldaten, kolonisten en Palestijnen, ultra-orthodoxen en politieagenten, worden ik en vele anderen hier niet erg vrolijk.
Misschien zouden de leiders van Israël, de Palestijnen en de omliggende landen verplicht moeten worden om een tijd in een van de ziekenhuizen in Haifa door te brengen. Dan kunnen ze leren hoe je met minimale middelen (ook hier lijdt de gezondheidszorg onder constant geldgebrek) maar op basis van gemeenschappelijke belangen, emoties en doelen heel goed kunt samenwerken en samenleven.
De auteur is historicus en woont sinds 1995 in Israël.