Vrouwen
Voor een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de politiek worden vaak twee argumenten aangevoerd: het symbolische en het inhoudelijke argument. Die gelijkheid zou niet alleen bevorderen dat vrouwen zich meer verbonden voelen met het politieke systeem, maar ook dat hun belangen beter worden behartigd. Edward Koning, verbonden aan de universiteit van Kingston, gaat in Acta Politica (volume 44, number 2) aan de hand van de Nederlandse situatie na in hoeverre beide stellingen te onderbouwen zijn.
Hard empirisch bewijs voor beide stellingen is namelijk nauwelijks aanwezig. Wel is duidelijk dat vrouwelijke politici in ‘vrouwenkwesties’ meer progressieve standpunten innemen dan mannen. Maar daarmee is niet gezegd dat zij daarmee ook representatief zijn voor de vrouwelijke kiezers. Ook over specifieke vrouwenkwesties kunnen vrouwen immers heel verschillend oordelen.Uit het onderzoek van Koning blijkt dat Nederlandse vrouwen in hun opvattingen over abortus dichter bij de mannelijke parlementariërs staan dan bij de vrouwelijke. Een beter beeld krijgt men echter als de gegevens per partij worden uitsplitst. Dan blijkt dat het de vrouwelijke PvdA-kiezers zijn die zich in het algemeen meer vertegenwoordigd weten door de mannelijke dan door ‘hun’ vrouwelijke Kamerleden. Bij CDA en VVD is het net andersom. Wat het symbolische argument betreft, bieden de Nederlandse gegevens inderdaad een zekere ondersteuning. Maar in de kring waar de vrouwen het meest hechten aan een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, namelijk de PvdA, betalen zij daarvoor wel een prijs. De gekozen vrouwelijke parlementariërs zijn qua opvattingen niet representatief voor de vrouwelijke kiezers van die partij.
Koen van Eijck (Erasmus Universiteit) en Gerben Kraaykamp (Radboud Universiteit) presenteren in Mens & Maatschappij (84e jaargang, nr. 2) de resultaten van een studie over de intergenerationele reproductie van cultureel kapitaal. Daarbij onderscheiden zij, overeenkomstig de theorie van Bourdieu, drie vormen van cultureel kapitaal: geïnstitutionaliseerd kapitaal (opleidingsniveau), geobjectiveerd kapitaal (kostbare cultuurgoederen) en belichaamd cultureel kapitaal. Dat laatste heeft betrekking op innerlijke beschaving en cultuurdeelname.
Hun onderzoek, gebaseerd op de gegevens van de grootschalige Familie Enquête Nederlandse Bevolking, laat zien dat er een sterke overdracht is van cultureel kapitaal van de ene op de andere generatie. Ouders met een hogere opleiding slagen er in hun kinderen te voorzien van de hulpbronnen die tot schoolsucces leiden. Ouders die zelf cultureel actief zijn, brengen hun kinderen ook belangstelling voor hoge cultuur bij. Ouders die meer cultuurgoederen bezitten, hebben opvallend vaak kinderen die ook waarde hechten aan dergelijke bezittingen. Deze intergenerationele effecten zijn echter ook deels veroorzaakt door de andere vormen van cultureel kapitaal. Zo heeft het ouderlijk belichaamd kapitaal duidelijk invloed op het opleidingsniveau van de jongere generatie. Ook in andere opzichten is er sprake van een complex overdrachtsproces.
Bij een vergelijking van oudere en jongere leeftijdsgroepen blijkt dat de overdracht van cultureel kapitaal minder krachtig wordt. Het geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal van jongere generaties is minder afhankelijk van de opleiding en cultuurdeelname van de ouders. Dat wijst op een toenemende openheid in onderwijskansen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat ook de reproductie van belichaamd cultureel kapitaal minder wordt. Vandaar de conclusie van de auteurs dat belichaamd cultureel kapitaal de centrale vorm van cultureel kapitaal representeert. Culturele ongelijkheid is in onze maatschappij nog sterk aanwezig en zal ook niet snel verdwijnen.
Socialisme & Democratie (jaargang 66, nr. 6) schenkt aandacht aan de waterschappen. De opkomst bij de waterschapsverkiezingen van vorig jaar was uiterst beperkt. Emeritus hoogleraar Hugo Priemus bepleit een samenvoegen van provincies en waterschappen.
Douwe Jan Elzinga, lid van de Commissie van advies voor de Waterstaatswetgeving, beklemtoont het verschil tussen de waterschappen en de gemeenten en provincies. Functioneel bestuur staat hier tegenover algemeen bestuur. Als gevolg daarvan is de politiseringsmarge binnen de waterschappen veel kleiner dan bij de provincie.
Nu de politieke partijen meedoen aan de waterschapsverkiezingen is de kans groot dat velen deze verschillen uit het oog verliezen. Een terugkeer naar het personenstelsel is echter politiek niet haalbaar.
Elzinga staat positief tegenover directe verkiezingen voor de waterschapsbestuurders, al acht hij ook andere vormen van verkiezing of benoeming denkbaar. Tegelijkertijd vormt deze democratisering van de waterschappen een bedreiging van hun specifieke karakter. Daarover is nooit een fundamentele discussie gevoerd. Onze waterschappen zijn een toonbeeld van een effectieve overheidsorganisatie. Er is derhalve reden om daar zuinig op te zijn.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.