Kerk & religie

„Andere benadering vrijwilligers nodig”

.„Vandaag de dag moet de kerk zoeken naar vrijwilligerswerk dat bij de mensen past, in plaats dat zij vrijwilligers aanwijst die bepaalde dingen moeten doen.” Dat zei dr. Lucas C. P. M. Meijs donderdag in Nijkerk.

Kerkredactie
24 January 2003 09:56Gewijzigd op 14 November 2020 00:05
NIJKERK - De Evangelische Alliantie (EA) en het studiecentrum ICS belegden donderdag een praktijkmiddag over werken met vrijwilligers. Aanleiding was de verschijning van het boek ”Pro deo”. Dagvoorzitter prof. dr. Tymen J. van der Ploeg (l.) overhandigde
NIJKERK - De Evangelische Alliantie (EA) en het studiecentrum ICS belegden donderdag een praktijkmiddag over werken met vrijwilligers. Aanleiding was de verschijning van het boek ”Pro deo”. Dagvoorzitter prof. dr. Tymen J. van der Ploeg (l.) overhandigde

De Evangelische Alliantie (EA) en het studiecentrum ICS belegden een praktijkmiddag over werken met vrijwilligers. Aanleiding was de verschijning van het boek ”Pro deo”, over „geïnspireerd blijven in vrijwilligerswerk.” Dagvoorzitter prof. dr. Tymen J. van der Ploeg van het ICS overhandigde het boek, waaraan hij zelf heeft meegewerkt, aan EA-adjunct-directeur Gerard van der Schee.

Volgens dr. Meijs zijn er twee soorten vrijwilligers. „Het gezellige type belooft iets te regelen, maar zegt later dat hij geen tijd had, omdat zijn tante juist op die dag jarig was. Dat is acceptabel, vind zo iemand, want hij doet het nu eenmaal vrijwillig. De ander, de professionele, wordt daarover echter kwaad. Hij pakt bij het maken van de afspraak zijn digitale personal agenda en meldt dat hij niet kan omdat zijn tante Truus jarig is.”

De organisatoren, ICS en EA, wilden afrekenen met de wel gehoorde bewering „dat de goede oude tijd waarin mensen nog iets voor elkaar deden, voorbij is.” Vooral uit evangelische kring waren mensen aanwezig die handvatten aangereikt wilden krijgen om beter en vooral effectiever met vrijwilligers om te gaan.

Meijs verzorgde het referaat dat de aanzet moest geven tot verdere doordenking. De Rotterdamse universitair docent betrok met diverse voorbeelden de zaal bij de praktische problematiek van met name het kerkelijke vrijwilligerswerk. Zo blijken veel kerkelijk betrokkenen geen eisen te willen stellen aan nieuwe vrijwilligers. Meijs raakte een keer in een discussie hierover verzeild. „Zegt iemand dat je geen eisen mag stellen. Het ging over het vervoeren van invaliden, Nou, ik heb daarop mijn zoon van acht jaar aangemeld. Die kan al autorijden en hij vindt het leuk. Moest je die gezichten zien. En óf er dan opeens eisen gesteld kunnen worden.”

Meijs schetste de veranderingen in het vrijwilligerswerk. Hij denkt dat het aantal vrijwilligers nog steeds toeneemt. „De organisatie, kerkelijk of als christelijke instelling, moet veranderen om van de eigentijdse insteek van veel vrijwilligers te kunnen profiteren”. Hij nam als voorbeeld het oude beeld van het voorbije type vrijwilliger: de zestigplusdames met gebloemde jurken. „Je kon hen altijd oproepen, 24 uur per dag, de hele week, deze „gebloemde vechtmachines”.”

Daarop schilderde hij de generatiekloof die ontstaan is onder vrijwilligers. „Vroeger was een vrijwilliger altijd beschikbaar. Nu is er het type dat zegt dat zij of hij op dinsdagmorgen beschikbaar is. Dan moet je het zo iemand niet kwalijk nemen dat die op vrijdagmiddag niet kan.” Dat verschijnsel noemde hij de spanning tussen kern- en perifere vrijwilligers. Een ander gevaar noemde hij het kloonmechanisme. „Elke nieuwe vrijwilliger moet dan aan alle eisen voldoen die jij stelt.” Mopperen over gebrek aan vrijwilligers noemde hij uit den boze. Hij gebruikte het beeld van het bestuur van een voetbalvereniging: „Ze zitten aan de bar te mopperen over de geringe inzet. Waarom draaien ze zich niet om en spreken de andere stamgasten aan?” „Maakt u maar een eigen toepassing”, voegde hij de zaal toe.

De docent bepleitte een nieuw vrijwilligersmanagement: „Organiseer nieuwe betrokkenheid. Maak het mogelijk.” Hij stelde voor de jacht in te zetten op gaven in geld, tijd en middelen. „Die zijn uitwisselbaar. Je kunt iemand vragen tijd beschikbaar te stellen. Maar als iemand geld wil geven, is het ook goed. En als hij een beetje tijd heeft, moet je niet klagen en iemand met de gedachte opzadelen dat het schandalig is als hij of zij slechts beperkt beschikbaar is.” Hij laakte het dat met name in de kerk steeds dezelfde mensen benaderd worden als vrijwilliger. „Iemand moet ook eens een poosje neen kunnen zeggen. Noem het een sabbatsjaar voor een vrijwilliger.”

Daarna tekende dr. Meijs welke typen kerk er zijn in relatie tot het vrijwilligerswerk. „Je kunt dienstverlenend zijn aan de samenleving. De kerk kan zich ook beperken tot het koffie drinken na de dienst en op hoogtijdagen. Maar er is ook de mogelijkheid om bijbelstudie te doen en om te evangeliseren.”

Verder wilde Meijs het beeld dat je als vrijwilliger iets móét doen, ombuigen naar de gedachte dat er iets gedaan mág worden. De kerken moeten naar zijn stellige overtuiging een heldere kijk formuleren op het vrijwilligerswerk en daar flexibeler dan tot nu toe mee omgaan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer