PvdA-sores
Van alle in de Kamer vertegenwoordigde partijen begint de PvdA het minst prettig aan het zomerreces. De klap van het verlies van de Europese verkiezingen –van zeven naar drie zetels– dreunt na. Het deze week gepresenteerde rapport-Dijksma maakt gevoelens van onbehagen onder de sociaaldemocraten eerder sterker dan zwakker.
Soms leiden evaluatierapporten tot zelfreiniging. Dan slaagt men erin door middel van zo’n rapport een zwakke steen in het eigen optreden bloot te leggen, waarna men op geloofwaardige wijze een nieuw begin kan maken.Bij de PvdA kan van zo’n frisse herstart geen sprake zijn. In de eerste plaats omdat zoiets al te vaak geprobeerd is. In 2002 maakte het rapport van oud-minister De Boer (“De kaasstolp aan diggelen”), na een verlies van 22 Kamerzetels, al gehakt van de sociaaldemocratische bestuurderscultuur, die het volk van de partij vervreemdde. Het moest allemaal heel anders. Het rapport-Vreeman, dat in 2007 verscheen en de verkiezingsnederlaag van eind 2006 analyseerde, ademde eenzelfde geest. Maar wat is er van al die diepgravende analyses en aanbevelingen terechtgekomen?
Een frisse herstart is bovendien haast onmogelijk omdat de problemen waarmee de partij kampt, zeer diep gaan. De slechte verkiezingsuitslag is niet alleen het gevolg van een stuntelige campagne. Wie het rapport van de commissie-Dijksma goed leest, vindt daarin zeer fundamentelere kritiek op het functioneren van de partij in én buiten verkiezingstijd.
Het meest kwalijke is, aldus de commissie, dat PvdA-kiezers met hun gerechtvaardigde klachten over de overheid niet terechtkunnen bij hun eigen partij, die maar al te vaak en nadrukkelijk diezelfde overheid verdedigt. PvdA’ers moeten zich –en hier klinkt de echo van De Boer en Vreeman– minder uitleveren aan „de zuigkracht van bestuurderscultuur.”
Mooi gezegd. Prachtig geformuleerd. Maar de grote vraag is of en hoe de partij zich hieraan kan ontworstelen.
Nederland steekt anders in elkaar dan ten tijde van Den Uyl. De arbeidersklasse is, zowel in ons land als elders in Europa, kleiner geworden en anders van karakter. Zij kan niet meer gepaaid worden met het ideaal van de verzorgingsstaat, want dat ideaal is bereikt.
Daarbij komt dat het huidige maatschappelijke debat minder gevoerd wordt in sociaaleconomische termen dan in immateriële. Er is nog wel een onderklasse die zich bedreigd voelt, maar die is niet meer bij voorbaat links, eerder conservatief. Die onderklasse voelt zich bedreigd door vreemdelingen, door de islam en door mondialisering.
Op dat debat en op die problematiek weet de PvdA slecht in te spelen. Populistisch georiënteerde partijen als SP en PVV kapen links en rechts duizenden kiezers weg, terwijl de sociaaldemocraten nog altijd op zoek zijn naar een antwoord.
Korte tijd leek dat antwoord gevonden te zijn, namelijk in de persoon van Bos, die de partij in 2003 terugbracht naar 42 Kamerzetels. Zes jaar later blijkt Bos echter evenmin het antwoord te zijn noch het antwoord te hebben. Zijn reactie op de commissie-Dijksma komt niet veel verder dan de verzuchting dat zijn partij „haar successen beter moet verkopen.”
Ja, ja. Maar wélke successen dan?