Wegzakken in moeras van Hoge Venen
Even wordt het spannend. Gids Rogier Meeus heeft honderduit gewaarschuwd tegen de de gevaren van de Hoge Venen, waar mensen ooit voorgoed verdwenen. Na een uitleg over het absorberend vermogen van veenmos stapt de gids –tussen de 65 en de 70– mis. Snel zakt hij weg in hetzelfde drabbige goedje. Reddende handen trekken hem eruit. „Dank u wel. Ik ben ook geen 20 meer, hè?”
Rogier Meeus is Vlaamstalige gids in de Franstalige Ardennen. Eén uur en drie kwartier moest hij vanuit zijn woonplaats Leuven rijden naar het Natuurcentrum Botrange, 70 kilometer ten zuidoosten van Maastricht, waar ’s winters 30 centimeter sneeuw ligt en kan worden geskied. Daar legt hij Nederlanders de geheimen uit van de Hautes Fagnes. Hij doet het met verve.Eerlijk is eerlijk, de wandeling op het strakke pad langs de naaldbomen begint best saai. De Veluwe is veel spannender. Links en rechts ligt een strak productiebos. De paden dieper de bossen in zijn niet toegankelijk: te gevaarlijk.
Meeus keuvelt over de flora en fauna van het bos. Over het hout dat wordt gebruikt voor papier en mdf-vezelplaten. Over de Amerikaanse spar, die vanaf 1850 de Belgische bossen verovert. Over everzwijnen, die ook hier een immens probleem zijn. Over de plantjes die hier groeien en de vogeltjes die hier vliegen.
Na een kilometer of twee gaat het toch rechtsaf, de bossen in. De wandeling leidt over houten voetpaden die boven het moerassige veengebied zijn aangelegd. Meeus staat stil bij een veld dat wordt overdekt met veenpluis.
Verraderlijk mos
Dan gaat het fout. Meeus stapt mis. De zware man zakt snel weg, maar wordt door hulpvaardige handen snel op de houten planken getrokken.
Het ís drabbig hier. Het veenmos herbergt sloten water. Het oogt groen, maar is verraderlijk. Als een bezoeker een beetje veenmos lostrekt, kan hij het uitknijpen als een spons. Meeus wijst op de sporen van wilde zwijnen. Oog voor detail heeft hij zeker. „Kijk, daar hebben we de vleugeltjesbloem.” Hij wijst op een miniem bloempje, in zijn kleinheid een wonderschone schepping.
Naarmate de wandeling vordert, wordt de grond droger en het voetpad bouwvalliger. Een tussenstop vormt een stenen uitkijktoren gewijd aan koning Albert I, een wat verbrokkeld monument. Na een uitzicht op een heiige heide is het eindpunt Natuurcentrum Botrange.
Hoewel Meeus maar twee uur krijgt uitbetaald, gaat hij na 2,5 uur nog enthousiast op zijn laarzen het centrum in voor een explicatie. Alsof het natuurlijk is, heeft hij het over de 85 miljoen jaren die de magnolia zou bestaan. Snel de „miljoenen jaren” voorbij. De opstellingen met opgezette dieren zijn veel interessanter. Evenals Meeus’ verhaal over een verloofd stel dat in november 1880 per arrenslee hun huwelijk bij het gemeentehuis ging regelen, maar op de terugweg door de Hoge Venen in een sneeuwstorm belandde en doodvroor. En zo wordt iets wat saai begon toch nog spannend.