„Er is ook nog zoiets als beroepstrots”
Al jaren volgt de overheid met argusogen de inkomensontwikkeling van orthodontisten. Deels is dat zeker begrijpelijk, aldus orthodontist I. J. Hage uit Rotterdam.
Zijn praktijk, die hij in 1972 opende, had een behandelruimte met drie stoelen. „Geheel overeenkomstig de normafspraken over de maximale praktijkgrootte die de beroepsgroep met het toenmalige kabinet had gemaakt”, blikt Hage terug.Natuurlijk, zegt de orthodontist, hield ik rekening met die lopende overeenkomst. „Maar het was ook een principiële keuze. Met een normpraktijk van maximaal drie stoelen valt de praktijk voor een orthodontist nog goed te overzien.”
Hage tikt op een stapeltje dossiers, stuk voor stuk voorzien van de naam van de patiënt en twee portretfoto’s. „Soms belt iemand met een vraag over de behandeling. Dan vraag ik het dossier en kijk naar de foto. Vrijwel altijd heb ik het behandeltraject dan meteen paraat.”
Voor zijn praktijk sloot Hage in 1972 een lening af van 1 miljoen gulden. „Door hard te werken, heb ik dat kunnen aflossen. Al mijn kinderen hebben kunnen studeren. Kortom, ik heb met die normpraktijk van drie stoelen een goede boterham verdiend.”
Veel orthodontisten vonden hun inkomen in de jaren negentig wat aan de lage kant. Hage: „De centen, hè, het gaat altijd en overal om de centen. Ook bij ons. Aan de tariefstelling viel echter niet te tornen. Eigenlijk was er maar één strategie voor een grotere winstgevendheid: meer stoelen erbij.”
Ziedaar wat in de jaren negentig volop gebeurde: orthodontisten vergrootten massaal hun praktijk. Hage: „Tien, twaalf stoelen werd heel normaal. Natuurlijk valt dat voor een orthodontist niet te behappen, dus lieten veel van mijn beroepsgenoten delen van de praktijk over aan assistenten, terwijl ze wel hun dure specialistentarieven bleven rekenen. Het gevolg was meer winst en minder kwaliteit.”
In 2005 kondigde de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aan de tarieven van orthodontisten met 8 procent te zullen verlagen. In 2007 deed de toezichthouder er nog een schepje bovenop: uiterlijk in 2009 moesten de tarieven met 29 procent zijn gedaald ten opzichte van 2001.
Hage ziet in de tariefsverlaging de hand van de grote zorgverzekeringsmaatschappijen. „Ik denk dat zij achter de schermen een harde lobby hebben gevoerd.”
Hoe kijkt de orthodontist op de bezuinigingsmaatregelen terug? Hage: „Al in de jaren negentig keek het ministerie met argusogen naar de loonsexplosie van medisch specialisten. Als secretaris van de wetenschappelijke vereniging van orthodontisten heb ik meerdere keren gewaarschuwd: Vroeg of laat komen we aan de beurt. Door te kiezen voor zo’n ongebreidelde groei hebben mijn vakgenoten de kortingen over zichzelf afgeroepen. Het kwam niet onverwacht. Ik constateer wel dat vooral de orthodontisten die uit professionele overwegingen hebben vastgehouden aan de klassieke normpraktijk de tol betalen. Dat is wrang.”
Hage aarzelt even, maar schuift na enig aandringen toch een accountantsverklaring over de tafel. Het staat er echt: waar doorsnee-orthodontisten met gemak ruim drie ton per jaar verdienen, bedraagt Hages netto-inkomen 1686,15 euro per maand.
Een heel verschil.
„Ja. Als mijn huis een opknapbeurt nodig heeft, denk ik niet: Even de schilder bellen. Je rekent eerst uit of het kan.”
Denkt u nooit: Het is wel goed. Ik kies ook voor tien, twaalf stoelen.
Nee, want er is ook nog zoiets als beroepstrots. Ik ben niet zomaar orthodontist. Wij zijn er voor patiënten van wie de kauwfunctie moet worden verbeterd. Als die goed is, is de esthetiek van het gebit ook goed. Op patiënten die mij zien als een veredelde schoonheidsspecialist zit ik niet zo te wachten. Als zij behandeld willen worden, zeg ik eerlijk dat ik het zonde vind van het geld.”
Veel van uw beroepsgenoten staan te boek als graaiers en zakkenvullers.
„Laten we reëel zijn, in veel gevallen terecht. Maar ik kan niets met patiënten die zeggen: Ik zit elke maand hooguit twee minuten in zo’n stoel en krijg toch een factuur van 44,80 euro. Een patiënt die wekelijks een controlebeurt nodig heeft van vijftig minuten betaalt aan het eind van de maand ook dat bedrag. Zo zit ons beloningssysteem in elkaar. Ook vermogende patiënten klagen aan het eind van een behandeling wel eens dat ze het nogal prijzig vonden. Maar goed, dat zij dan zo.”