Opinie

SGP en erven

Het Nederlandse rechtsbestel kent vele rechtsgebieden, maar de bekendste zijn het strafrecht, het civiele recht en het bestuursrecht. In die laatste tak van sport beoordeelt de rechter of het besluit dat het bestuursorgaan –bijvoorbeeld een gemeente– heeft genomen in stand kan blijven of dat het vernietigd moet worden.

Arjan Klaassen
1 July 2009 08:13Gewijzigd op 14 November 2020 08:14

In het gros van de gevallen (90 procent) blijft het bij een formele toets. De bestuursrechter beziet slechts of het besluit rechtmatig of onrechtmatig is. Bij onrechtmatigheid draagt hij het orgaan op een nieuw besluit te nemen. Vanzelfsprekend moet dat nieuwe besluit wel overeenkomen met het oordeel van de rechtbank.Hoewel dat laatste logisch klinkt, is dat het niet. Het gebeurt niet zelden dat het bestuursorgaan een ander besluit neemt dan de rechter in zijn uitspraak voor ogen had. Voor de burger of het bedrijf betekent dat vaak een nieuwe gang naar de rechtbank, hetgeen niet alleen kostenverhogend maar ook tijdverspillend is.

In nr. 7 van het Advocatenblad vraagt mr. Govaers daarom aandacht voor ‘alternatieve’ beslissingen van de rechter waarmee deze de zaak finaal afrondt. Als bestuursrechter van de rechtbank in Roermond benadrukt hij dat de bestuursrechter wel degelijk het instrumentarium in huis heeft om ook zélf actief in te grijpen. Zo kan de bestuursrechter in de zaak voorzien in plaats van het overheids­orgaan opnieuw een besluit te laten nemen.

Pleitbezorgers van deze ”finale geschillenbeslechting” stellen voor „dat de bestuursrechter bij een gegrond beroep waarop een vernietiging volgt eerst kijkt of de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten, dán kijkt of zelf in de zaak kan worden voorzien en pas in de derde en laatste plaats het bestuursorgaan de opdracht geeft een nieuw besluit te nemen.” Het fenomeen van-kastje-naar-muur is dus te beperken, maar de kunst is dan wel de rechter ”van de automatische piloot” af te halen.”

De SGP-vrouwen blijven voer voor juristen. In de aflevering juni/juli 2009 van het blad Openbaar bestuur analyseert Rob Kooijman diepgaand de wijze waarop de SGP het besluit vrouwen wel toe te laten als lid, doch niet als kandidaat, intern heeft vormgegeven.

Hij komt tot de conclusie dat zowel het het Proefprocessenfonds Clara Wichmann als het Hof heeft zitten slapen. Met de statutenwijziging is „de ongelijke behandeling” van vrouwen op zich weggenomen. Het Hof heeft in 2007 geoordeeld dat de SGP wel het recht heeft de eigen kandidaten te selecteren op grond van overtuigingen. Die overtuigingen liggen vervat in het beginselprogramma. Door de selectie op overtuiging kan de SGP alsnog vrouwen uitsluiten.

De auteur wijst erop dat artikel 10 van het program (uitsluiting van vrouwen) niet zomaar een overtuiging is, maar dat dit artikel door het hoofdbestuur is aangemerkt als een bindende regeling met juridische gelding. Deze regeling vervangt derhalve de statutenwijziging en de auteur acht de regeling nietig vanwege strijd met de wet. Anders zou er namelijk weinig veranderd zijn. Evenwel geeft de auteur toe dat de kwestie van geen belang is, indien de Hoge Raad hoe dan ook oordeelt dat het vrouwenstandpunt niet in strijd met de wet is.

In het nieuwe tijdschrift Jurist en Literatuur (aflevering juni 2009) staat een interview met prof. G. van der Burght bij diens afscheid als hoogleraar privaat- en erfrecht. Daarbij past ook een terugblik, waarbij de Amsterdamse hoogleraar van zijn hart geen moordkuil maakt.

In zijn afscheidsrede bestempelt Van der Burght het huwelijksvermogensrecht als „oorlogsrecht.” „Het is ook niet romantisch als je ziet hoe mensen elkaar in de rechtszaal bestrijden. Men haalt echt alles uit de kast, staat elkaar naar het leven, speelt het via de kinderen, op een hele gemene manier.”

Ook van het bindende karakter van huwelijkse voorwaarden heeft de voormalige docent aan de Vrije Universiteit geen hoge pet op. „Het idee dat huwelijkse voorwaarden echt binden, klopt niet. Want als je gescheiden vermogens wilt handhaven, dan moet je ook een boekhouding bijhouden. En niemand doet dat.” „Trouw gewoon in gemeenschap van goederen, geen geklets.”

Het nieuwe erfrecht kan evenmin op zijn instemming rekenen. „Al die fuzz om het nieuwe erfrecht, kom op. Het is onnodig ingewikkeld geworden en de resultaten verschillen nauwelijks van het oude erfrecht. En je moet tegenwoordig wel naar de notaris, als je kijkt naar al die rechten voor de kinderen, de legitieme portie, en alle verschillende mogelijkheden om op bijvoorbeeld successierecht te besparen.”

De successiebelasting definieert de hoogleraar tot slot als „jaloeziebelasting.” „Erven is een ultiem fenomeen. De ene persoon overlijdt en geeft iets door aan de andere persoon. Waarom moet de staat daar met zijn vingers aanzitten?”

Dat Van der Burght „het universitaire wereldje” niet inruilt voor een plaats achter de geraniums zal, gelet op zijn sterke uitlatingen, niemand verbazen: „Ook denk ik dat ik binnenkort weer in de pen ga klimmen over het successierecht.”

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer