Centrum verder als Kerkzang.nl
Het Centrum voor de Kerkzang gaat verder als Kerkzang.nl. Dat werd zaterdag bekendgemaakt bij het afscheid van Gerrit Baas als bestuursvoorzitter van het centrum.
Het Centrum voor de Kerkzang, dat zich bezighoudt met protestantse vocale liturgische muziek, gaat een nieuwe fase in, maakte bestuurslid Anje de Heer bekend. De huidige stichting dateert van 1950. Rond 1973 was een herstart noodzakelijk. En ook nu is, vooral vanwege de vergrijzing, een doorstart nodig, aldus De Heer.In ‘zijn’ Opstandingskerk in Enschede kreeg cantor Gerrit Baas het minisymposium ”Dromen van kerkmuziek” aangeboden. Kerkmusici en theologen vertelden wat hun voor ogen staat bij het toekomstige kerklied, en ook zongen ze met de meer dan honderd aanwezigen een van hun ‘droomliederen’.
Musicus/componist Dirk Zwart uit Rotterdam weet wel wat zijn ‘droomkerk’ is als het gaat om kerkmuziek: de Rotterdamse Laurenskerk. „Maar als we reëel zijn, is er slechts in 5 procent van de gevallen zo’n situatie. Bij de andere 95 procent is geen koor en slechts een middelmatige organist. Dan komt het aan op het kerklied zelf.”
Voor de toekomstige kerkzang is er volgens Zwart behoefte aan liederen die een pastorale en vertroostende functie hebben. „Is dat niet het antwoord op het verlangen naar liederen waarin de lofprijzing centraal staat? Misschien waren wij als kerkmusici wel te veel bezig met onze liefde voor het kerklied. Was het ook liefde voor de gemeentezang?”
Volgens hem is er behoefte aan „mooie, meeslepende liederen, zonder dat ze plat worden. Liederen van hoge kwaliteit, maar niet bloedeloos.”
Voor predikant-dichter Sytze de Vries had het kerklied het derde sacrament van de kerk mogen worden. „Het bemiddelt, net als doop en avondmaal, het heil direct. In het lied zijn we als gemeente even daar waar we nog niet aan toe zijn. Het uur van nu wordt door morgen aangeraakt.”
Kerkmusicus dr. Richard Bot, voorzitter van de rooms-katholieke Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging (NSGV), droomt ervan dat rooms-katholieken en protestanten in de toekomst „zingend en proevend elkaars traditie zullen verkennen.”
Hij noemde twee voorbeelden van kerkmuzikale oecumene uit het verleden. Toen ds. H. Hasper in 1935 een interkerkelijke bundel geestelijke liederen maakte, zaten er in de commissie van toezicht een deken en een pastoor. „Hasper droomde van een gezamenlijk repertoire van protestanten en katholieken.”
Als tweede moment noemde Bot 1966, toen de protestantse kerkmusicus Frits Mehrtens te gast was op een studiedag van de Gregoriusvereniging. „Hier maakten rooms-katholieken voor het eerst kennis met de nieuwe kerkmuzikale wind die in protestantse hoek waaide”, aldus Bot. „Ik droom voor onze tijd van voortrekkerfiguren als Hasper en Mehrtens.”