Kopstukken van Duitse oorsprong
Titel:
”Gadamer”
Auteur: K. Hammermeister
ISBN 90 5637 423 0
Pagina’s: 164 Titel: ”Popper”
Auteur: L. Schäfer
ISBN 90 5637 424 9
Pagina’s: 205
Titel: ”Adorno”
Auteur: R. Wiggershaus
ISBN 90 5637 425 7
Pagina’s: 161
Titel: ”Arendt”
Auteur: K.-H. Breier
ISBN 90 5637 421 4
Pagina’s: 191
Titel: ”Taylor”
Auteur: I. Breuer
ISBN 90 5637 422 9
Pagina’s: 156
Uitgegeven in de serie ”Kopstukken Filosofie”, Lemniscaat, Rotterdam, 2002; een deel kost € 11,95; de prijs van de set is € 47,50 (ISBN 90 5637 420 6).
Het leek erop dat de serie ”Kopstukken filosofie” na de verschijning van de vierde set van vijf delen in 2001, compleet was. Inmiddels heeft de uitgever een vijfde set toegevoegd. De redenen liggen voor de hand. Er zijn meer ”sleutelfiguren uit de geschiedenis van de westerse filosofie” te bedenken dan de twintig waaruit de serie bestond. Een andere reden is het goede onthaal dat deze voor een breed publiek bedoelde reeks heeft gekregen. De uitbreiding is welkom.
Deze keer gaat het niet om vertalingen uit de Engelse serie ”Past Masters”, maar om van oorsprong Duitse boeken, uitgegeven bij Beck & Junius. De set bevat delen over figuren uit de twintigste eeuw: Gadamer (1900-2002), Popper (1902-1994), Adorno (1903-1969), Arendt (1906-1975), en Taylor (geb. 1931).
Gadamers denken is doordrongen van scepsis tegenover de technologie, omdat het daarin altijd op betreurenswaardige wijze gaat om het beheersen van de wereld. Geïnspireerd door de oude Griekse cultuur, confronteerde hij de technocratie met zijn verlangen naar het denkend en handelend overgeleverd zijn aan de wereld. Kenmerkend voor zijn werk is ook een antiverlichtingstendens. Het is de Verlichting gelukt het autonome, eigen denken boven het bevooroordeelde denken te stellen.
Gadamer spande zich ervoor in het vooroordeel de rechten terug te geven die het sinds de Verlichting was kwijtgeraakt. Voor hem was vooroordeel een teken van verbondenheid met een culturele en maatschappelijke traditie. Hij had de moed vooroordeel en traditie te stellen boven het oordeel van de enkeling en diens vernieuwingsdrang. Hij maande het ik tot bescheidenheid tegenover de gegeven cultuur. Zijn filosofie kan worden getypeerd als ”een lof van het vooroordeel”.
De visie van Gadamer is interessant en belangrijk. Wie, nieuwsgierig geworden, verderleest, krijgt het niet gemakkelijk. Snel wordt de uiteenzetting in het boek gecompliceerd. Als voorbeeld citeer ik de volgende bewering over Dilthey (1833-1911): „Ook hij raakt verstrikt in de aporieën van het historisme en draagt uiteindelijk bij tot het dwaalspoor van de funderingspogingen van de menswetenschappen.” Het boek heet een toegankelijke inleiding te zijn, maar is het niet. Dat is jammer, want een helder boek over Gadamer zou buitengewoon welkom zijn.
Popper
Popper staat te boek als kritische rationalist. Hij wilde, in het voetspoor van Socrates, de mens verlossen van de gewoonte standpunten kritiekloos over te nemen. Pas dan zou men, onder eigen verantwoordelijkheid, zijn positie in de wereld kunnen bepalen. Daarom verzette hij zich tegen ”systemen” en beklemtoonde het open karakter van probleemstellingen. Zijn werkwijze was er één van een voortdurend bevragen. Gevestigde theorieën waren voor hem niet meer dan tussenstadia in een altijd voortgaand proces van kennisontwikkeling.
Popper liet zich inspireren door de Verlichting. Ook hem ging het om „het ontsnappen van de mens uit de aan zichzelf te wijten onmondigheid.” Hij voerde strijd tegen „de gesloten maatschappij” zoals die zichtbaar was in de totalitaire systemen van nationaal-socialisme en stalinisme.
Evenals Kant ging ook Popper uit van de autonomie van het menselijk verstand. De menselijke rede gold als hoogste beslissende instantie voor het aanvaarden of verwerpen van beweringen over de werkelijkheid of van voorschriften voor het handelen. Hij verzette zich dan ook tegen elke vorm van ideologie, want daardoor werd de eigen verantwoordelijkheid ondermijnd. Kennis was voor hem niet meer dan vermoedelijke kennis, feilbaar en altijd vatbaar voor kritiek.
Het eerste, algemeen inleidende, hoofdstuk is goed leesbaar. Daarna wordt het betoog diepgravend.
Adorno
Het boek over Adorno is toegankelijker geschreven. Zijn denken is verbonden met de ”Kritische Theorie” van de Frankfurter Schule. Daarbij gaat het om een programma waarmee men vanaf 1931 de crisis van het marxisme probeerde te overwinnen. Samen met Horkheimer schreef Adorno het beroemd geworden boek ”Dialectik der Aufklärung” (1947). Daarin betoogden zij dat de mens, „bevrijd uit de klauwen van de mythe”, terechtgekomen was in „de zelfvernietiging van de Verlichting.” De rede had beloofd de mens te bevrijden, maar was zelf gaan heersen. Deze scherpe analyse heeft ook voor onze tijd betekenis.
Adorno was ook muziekfilosoof en voorvechter van moderne kunst. Ruim de helft van zijn ”Gesammelte Schriften” gaat over kunst, met name over muziek. De opvatting dat Beethoven begrijpelijk en Schönberg onbegrijpelijk zou zijn, noemde hij bedrog: „Terwijl de nieuwe muziek oppervlakkig beschouwd bevreemdend klinkt (…) ontsproten haar meest in het oog lopende fenomenen toch juist aan die maatschappelijke en antropologische situatie welke die van de luisteraars is. De dissonanten die hen doen schrikken, vertellen over hun eigen toestand: alleen daarom zijn ze voor hen onverdraaglijk. Omgekeerd staat de geestelijke inhoud van het al te vertrouwde zo ver af van wat er tegenwoordig over de mensen wordt uitgestort, dat hun eigen ervaring nauwelijks meer communiceert met die waarvan de traditionele muziek getuigenis aflegt.”
De moderne kunstenaars wilden de ervaring van hun eigen tijd uitdrukken en zagen zich genoodzaakt overgeleverde conventies op te geven en naar nieuwe middelen van uitdrukking te zoeken.
Arendt
Arendts denken is gericht op wat zij zag als de politieke crisis van de twintigste eeuw: de politiek van de vernietiging en de vernietiging van het politieke. Wie uit de wereld verstoten was, op transport gezet, opgesloten, geüniformeerd, kaalgeschoren en van vrijwel elk initiatief beroofd, diens bestaan was volkomen betekenisloos. Deze filosofe zette zich ervoor in „de menselijke conditie aan een hernieuwd onderzoek te onderwerpen in het licht van onze jongste ervaringen en meest recente zorgen.” Wat dat laatste betreft: zij maakte zich zorgen over de moderne tendens dat de economie het politieke dreigt weg te drukken, te vervormen en ten slotte helemaal op te zuigen. Zij noemde dat „totalitaire ontwikkelingen, voortkomend uit de maatschappij, de massamaatschappij zelf…”
Onder het etiket ”animal laborans” schetste zij een mensentype dat beheerst wordt door de kringloop van arbeid en consumptie, met „wereldloosheid” als gevolg. „De moderne mens werd, toen hij de zekerheid van een wereld na deze wereld verloor, teruggeworpen, niet op deze wereld, maar op zichzelf.” Vandaar de opmars van de psychologie, om de mensen „te helpen” zich aan het bestaan in de woestijn „aan te passen.” Ahrend vond het een misvatting op deze wijze het lijden aan de moderne wereldvervreemding te verzachten. Zij wees een andere weg: het aanknopen van relaties met elkaar in de wereld en het gezamenlijk vorm geven aan de wereld.
Dit boek is toegankelijk geschreven. Verwarrend is wel dat de manier waarop op andere denkers wordt ingegaan, soms de indruk wekt dat het over Arendt gaat.
Taylor
De teloorgang van ethisch besef leidde tot „teugelloosheid, die door geen enkel gevoel van loyaliteit aan iets anders dan deze vrijheid gebonden is”, aldus de Canadese politieke filosoof Taylor. Wat overblijft, is alleen egocentrische zelfverwerkelijking, zonder verantwoordelijkheid voor anderen. In reactie daarop gingen vooral Amerikaanse denkers op zoek naar een nieuwe visie op het individu in zijn sociale context en een daarbij behorende ethiek. Dit denken staat te boek als ”communitarisme”. Hoewel Taylor die term verwerpt, is zijn denken wel gericht op deze problematiek. De eigentijdse ethische situatie duidt hij niet als nihilistisch.
Er bestaan wel degelijk allerlei ideeën over het goede. Via bronnenonderzoek brengt Taylor deze in het vizier. Deze waarden vormen binnen een bepaalde cultuur een objectieve realiteit, een horizon waartegen het menselijk handelen zich afspeelt. De waarden van een cultuur kunnen in andere culturen slechts ten dele worden begrepen. Deze cultuurrelativistische consequentie betekent geen cultuurrelativisme. Hij acht het mogelijk een geminimaliseerde moraal, geldend voor alle culturen, te ontwikkelen.
De morele ontologie (zijnsleer) van de overtuigd rooms-katholieke Taylor is doordrongen van religieus geïnspireerd verlangen naar de terugkeer van bindende waarden. In het hedendaagse debat over waarden en normen biedt zijn denken een belangrijk tegenwicht tegen het eenzijdig individualisme van het (neo)liberalisme.
Dit toegankelijk geschreven boek is een uitstekende inleiding. Jammer is wel dat de auteur te eenduidig generaliserend schrijft over postmoderne denkers.
Hoewel niet ieder deel even toegankelijk is, vormt de vijfde set een belangrijke aanvulling van een waardevolle reeks.