Een betraande liefdesbrief van Hooft
Titel:
”Het volle leven. Nederlandse literatuur en cultuur ten tijde van de Republiek (circa 1550-1800)”
Auteur: René van Stipriaan
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2002
ISBN 90 5333 997 3
Pagina’s: 352
Prijs: € 35,-. Er is moed voor nodig om een literatuurgeschiedenis te schrijven. Het ogenschijnlijk gemak waarmee René van Stipriaan de lezer in ”Het volle leven” door de Nederlandse literatuur van de lange Gouden Eeuw loodst, doet bijna vergeten hoevéél moed. Zonder probleemgebieden en onopgeloste vraagstukken te verdoezelen, laat hij aan de hand van tekstfragmenten, analyses en anekdotes de hoofdlijnen van ontwikkeling en stagnatie in de periode 1550-1800 zien.
Van Stipriaans verhaal voert van rederijkerskamers naar genootschappen, en van literaire hoogtepunten naar sporen van volkscultuur. Een vloed aan details en illustratiemateriaal zorgt voor nuancering en verbijzondering van het algemene. Buitengewoon verhelderend en concretiserend werken de vele -goed geannoteerde- citaten waarmee Van Stipriaan zijn verhaal onderbouwt.
Het zal geen toeval zijn dat ”Het volle leven” oogt en voelt als boek over smakelijke wijnen en gerechten. Het laat zich als zodanig ook door de literatuurliefhebber consumeren. Er gaat een aanstekelijke werking uit van Van Stipriaans liefde voor teksten en zijn oog voor visuele details: een betraande liefdesbrief van Hooft, het laatste briefje dat Willem Barentsz. op Nova Zembla schreef, het geïllustreerde poëziealbum van Gesina ter Borch, de kleren waarin Hugo de Groot uit Loevestein wist te ontsnappen, een foto van een hedendaagse voorstelling van Huygens’ ”Trijntje Cornelis”, de agenda waarin Constantijn Huygens zijn sollicitatiegesprek met Frederik Hendrik vastlegde, een schilderij waarop mogelijk Focquenbroch te zien is, de kist waarin de drukproeven van de Statenvertaling bewaard werden, enzovoort. De vele illustraties ondersteunen, als resultaat van jarenlange speurzin en spaardrift, op prachtige wijze het verhaal dat Van Stipriaan vertelt.
Tijdgeest
Van Stipriaan heeft in deze literatuurgeschiedenis veel aandacht voor de cultuurhistorische context. ”Het volle leven” opent in feite met een korte geschiedenisles over de Republiek, weliswaar verteld aan de hand van typeringen van literaire hoogtepunten die een illustratie van de tijdgeest geven. Dan volgen thematische hoofdstukken over mens en wereldbeeld, en de productie, distributie en consumptie van literatuur. Ze bevatten prachtige paragrafen over bijvoorbeeld lied- en leescultuur, jeugdliteratuur en reisverhalen. Met name in deze hoofdstukken heeft Van Stipriaan een goede balans gevonden tussen gedetailleerde beschrijvingen van bijvoorbeeld de levens van schrijvers (Vondel, Hooft, Huygens, Anna Roemers Visscher) en de bredere ontwikkelingen van literaire genres en modes.
Het deel over de opmaat van de Gouden Eeuw (grofweg de periode 1550-1600) en het hoofdstuk over de achttiende eeuw lijken vooral toegevoegd als steun en verdieping van het betoog over de zeventiende eeuw. Met name de achttiende eeuw komt er in ”Het volle leven” als zelfstandige grootheid wat bekaaid af. Het verdient lof dat ook de periode na de Gouden Eeuw behandeld wordt, maar het is wellicht veelzeggend dat dit gebeurt in een hoofdstuk met de titel ”Dromen van betere tijden”.
Het prachtige overzicht dat ”Het volle leven” van de goudeneeuwse literatuur biedt, is deels gebaseerd op bestaande tekstuitgaven en monografieën. De meest recente bevindingen -zoals die over de rol van vrouwenliteratuur, of over het verschijnen van de eerste pornoromans- hebben een vanzelfsprekende plaats gekregen. De in 1994 verschenen literatuurgeschiedenis van M. A. Schenkeveld-van der Dussen, ”Nederlandse literatuur in de tijd van Rembrandt” en de trits ”Nederlandse literatuur, een geschiedenis”, ”Een theatergeschiedenis der Nederlanden” en ”Een muziekgeschiedenis der Nederlanden” hielpen bij het schetsen van een veelzijdig overzicht, waarin het lied, het theater en de kerk als gezichtsbepalende elementen naar voren komen. Bij tijd en wijle zijn de verwijzingen naar vakdiscussies -bijvoorbeeld die over de alfabetiseringsgraad in de Republiek- wel erg beknopt gehouden. In de beredeneerde literatuuropgave achter in het boek zijn verwijzingen naar aanvullende informatie te vinden.
Speurwerk
De grote verdienste van ”Het volle leven” is dat het boek meer is dan een verzameling bestaande feiten en inzichten. Dit is enerzijds te danken aan het eigen onderzoek dat Van Stipriaan deed naar lang vergeten teksten en gebeurtenissen. Een relatief groot deel van dat onderzoek is terechtgekomen in de talloze terzijdes op de grote lijnen en in de bijschriften bij illustraties. Maar vaak bevat ook de hoofdtekst sporen van speurwerk. De beschrijving van de mysterieuze groepering der Rozenkruizers is een goed voorbeeld van Van Stipriaans aanpak: enkele tot de verbeelding sprekende alinea’s met daarin de stand van zaken in het onderzoek zijn aangevuld met sprekende afbeeldingen en een rijtje vragen die onderzoekers als een uitnodiging tot verdere studie kunnen opvatten, en die lezers van ”Het volle leven” gespannen naar dergelijk vervolgonderzoek doen uitkijken.
Opvallend is ook de doortastendheid waarmee Van Stipriaan vaak eeuwenoude mythen ter discussie stelt, in onschuldig ogende zinnetjes als: „Volgens de overlevering stelt dit schilderij (…) Kiliaen voor. De verleiding is inderdaad groot om in deze wat sjofele, studieuze grijsaard Kiliaen te zien.” Of, over de pionier Van der Noot: „De conclusie lijkt onontkoombaar dat de zeer begaafde Van der Noot iets maniakaals had.”
Meerwaarde heeft ”Het volle leven” ook omdat Van Stipriaan zich op basis van zijn bevindingen en interpretaties aan conclusies waagt. ”Het volle leven” wordt gekenmerkt door een mengsel van objectieve -dat wil zeggen: door veel wetenschappers gesteunde- bevindingen en Van Stipriaans eigen observaties en conclusies. Subtiel en voorzichtig wordt zo Erasmus’ positie ten opzichte van Luther getypeerd, worden de gegevens over het auteurschap van het Wilhelmus gewogen en wordt een oordeel geveld over de gevolgen die de bestandstwisten hebben gehad op de ontwikkeling en groei van de Nederlandse cultuur. Onder die conclusies vallen ook uitspraken over de invloed van literatuur uit de periode 1550-1800 op de huidige cultuur. De culturele dominantie van de Randstad, het „postmoderne samplen van motieven”: de basis daarvoor vindt Van Stipriaan in de Republiek.
Affaires
De belangstelling van Van Stipriaan gaat, zo lijkt het, vooral uit naar grote en kleinere ’affaires’ in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en naar recente ontdekkingen: de mythevorming rond de vermeende uitvinder van de boekdrukkunst Laurens Jansz. Coster, de vondst van het portret van Huygens en Sterre, de ontgroeningsrituelen van het losbandige ’gilde’ van kunstenaars die zich de Bentveughels noemden. Van Stipriaan heeft buitengewoon veel aandacht voor particuliere inspanningen en voorkeuren, en schrijft daardoor over aspecten van literatuur en literatuurbeleving die in bestaande literatuurgeschiedenissen onderbelicht blijven. Reeds bekende en veelbesproken kanten van de Nederlandse literatuur uit de vroegmoderne tijd komen tegen de achtergrond van onbekende details en bijzonderheden goed uit de verf.
”Het volle leven” wekt nieuwsgierigheid en bewondering. Het is een buitengewoon knappe poging om overzicht te creëren en tegelijkertijd diepte en detaillering te bieden. De meest opmerkelijke kwaliteit van het boek is dat het leest als een roman, waarin een duidelijk aanwezige verteller enthousiast en enthousiasmerend verhaalt over tijden die hij voor even weet te doen herleven.