Tussengeneratie
Er is een nieuw ‘gat’ ontdekt in de kerkelijke markt. Al vele jaren geven veel predikanten en kerkelijk werkers expliciet aandacht aan jongeren, omdat dezen het risico lopen af te haken. Maar sinds enige tijd zien voorgangers in veel gemeenten nog een andere categorie mensen steeds minder vaak in de kerk.
Het gaat dan om volwassenen van ongeveer 25 tot 45 jaar, de zogenoemde tussengeneratie. Voor de Protestantse Kerk in Nederland reden om een studiedag te wijden aan deze problematiek. En de animo ervoor was groot donderdag.Het zou, volgens de organisatoren van de dag, gaan om een algemeen probleem waarmee niet alleen middenorthodoxe gemeenten binnen de PKN kampen, maar ook sommige gemeenten van meer evangelische snit. De oorzaak van de minimale kerkelijke betrokkenheid van deze tussengeneratie zou liggen in het feit dat deze generatie druk is met studie, baan, carrière en gezin. „God en kerk? Dat komt later wel”, lijkt de gedachte. De praktijk wijst uit dat ook in dit geval uitstel maar al te vaak afstel blijkt.
We zouden nu kunnen volstaan met te zeggen dat in de meeste orthodoxe gemeenten de tussengeneratie gelukkig nog ruimschoots in de kerk aanwezig is. En inderdaad, in het algemeen onderscheiden juist orthodoxe gemeenten zich van veel middenorthodoxe of vrijzinnige gemeenten door een grote trouw in het kerkbezoek.
Deze constatering vormt echter geen reden voor zelfgenoegzaamheid en bovendien is ze voorlopig. Want ook in de gereformeerde gezindte loopt het kerkbezoek in menige gemeente, vooral in de tweede dienst, terug. En hoe zal dat in de nabije toekomst zijn? Zal de golf van de ontkerkelijking, die nu met name in de Randstad haar verwoestende werk heeft gedaan, zich nu storten op het achterland? Zullen daar nu kerken worden leeggeslagen? De eerste signalen lijken er te zijn.
Toch blijft de vraag prangen waarom juist die gemeenten die de afgelopen decennia de ene liturgische vernieuwing na de andere hebben doorgevoerd, het eerst te maken kregen met de afkalving van het kerkelijk leven. Jeugddiensten, inloopdiensten, themadiensten; niets kon de ebstroom keren.
Natuurlijk is het niet verkeerd om tijdens een studiedag eens in te zoomen op een bepaalde leeftijdscategorie. Op welke manieren kunnen we hen die midden in het leven staan, met alle hectiek van dien, beter bereiken met de boodschap van het Evangelie? Maar met het stellen van die vragen zijn we niet bij de wortel van het probleem. Houdt de werkelijke crisis niet veel meer verband met de boodschap die in veel kerken van de kansel klinkt? Moet er daarom ook niet minstens zo kritisch gekeken worden naar de inhoud van de prediking als naar allerlei sociale en demografische ontwikkelingen onder kerkgangers?
Bijbelse prediking, waarin het Woord van God in al zijn scherpte en rijkdom aan het woord komt en zijn toepassing vindt in de werkelijkheid van de hoorder, is het echte medicijn dat gemeenteleden nodig hebben. „Werp het Woord erin en ge zult wonderen zien”, heeft dr. Kohlbrugge ooit gezegd. En juist dat medicijn heeft, in tegenstelling tot veel andere middelen, geen uiterste houdbaarheidsdatum.