Commerciële vroomheid
Pas in 1795 werd in Nederland (opdracht van Napoleon!) de huisnummering ingevoerd. Tot die tijd hadden veel panden een gevelsteen als adresaanduiding. Een aan de Bijbel ontleende voorstelling daarop was geen zeldzaamheid.
De Amsterdammer Herman Souer uit Amsterdam heeft een handzaam boekje samengesteld met een bonte verzameling gevelstenen die verwijzen naar de Bijbelse geschiedenis. ”Bijbel in steen” heet het. Als ondertitel koos hij ”Vroomheid aan Nederlandse gevels”, maar daar valt wel iets op af te dingen.De gevelsteen, een gebeeldhouwd reliëf in de gevel van een gebouw, is de opvolger van het uithangbord. Oorspronkelijk duidden de gevelstenen het beroep van de bouwer of van de bewoner van een huis aan. Bakkers kozen bijvoorbeeld de wonderbare spijziging als afbeelding, boekhandels de vier evangelisten en groentewinkels de paradijsappel. Timmerlieden lieten zich inspireren door Jozef en op scheepstimmerwerven was vaak de ark van Noach terug te vinden.
Later kregen de gevelstenen steeds sterker het karakter van een adresaanduiding, ook als de bewoner niet langer het oorspronkelijke ambacht uitoefende. Mensen woonden bijvoorbeeld in ”Job op de mesthoop”, of in ”Bethlehem”.
Het veelvuldig gebruik van Bijbelse afbeeldingen op Nederlandse gevelstenen verklaart Herman Souer uit de geschiedenis: „Vooral na de kerkhervorming beschikten de mensen over een enorme bijbelkennis, die ze graag aanwendden voor commerciële doeleinden.” Ook in dit opzicht gingen in de Republiek de dominee en de koopman hand in hand.
Luchtig
Opmerkelijk is de veelal luchtige omgang met de Bijbelse verhalen. Het heilige werd zonder moeite verbonden met het alledaagse. Dat leidde tot profaan aandoende rijmpjes in de trant van: „Men viste Moses uyt de biezen/ Hier trekt men tanden en kiezen.” En een schoenmaker in Leeuwarden ‘adverteerde’ met de tekst: „Hier verkoopt men schoenen, voor rond en achter plat/ Passen ze David niet, dan passen ze Goliath.”
De gevelstenen die Souer bijeenbracht (en zelf fotografeerde) komen uit verschillende plaatsen in Nederland: vooral uit Amsterdam, maar ook uit Haarlem, Monnickendam, Maastricht, Zwolle, Hoorn, Vlaardingen en Naarden. Bij de meeste stenen schreef hij een korte toelichting. Soms iets over de geschiedenis ervan, in andere gevallen enkele zinnen over het Bijbelverhaal dat ermee verbonden is. Onder elke afbeelding heeft Souer een bijpassende tekst uit de Statenvertaling (editie 1637) geplaatst.
Ark van Noach
Daarnaast voegde Souer allerlei opschriften van wagens, glazen, luifels en uithangborden toe die verwijzen naar Bijbelse geschiedenissen. Deze opschriften ontleende hij aan twee negentiende-eeuwse uitgaven van Jacob van Lennep en Jan ter Gouw: ”De uithangteekens” en ”Het boek der opschriften”.
De gekozen fragmenten slaan niet altijd op de afgebeelde gevelstenen, maar geven wel aan hoe men in de zeventiende en achttiende eeuw in het dagelijks leven met de Schrift omging: doorgaans heel familiair. Sommige Bijbelverhalen waren heel populair en kwamen vaak voor op gevelstenen. Van Lennep en Ter Gouw in ”De uithangteekens”: „Men vindt de geheele bijbelse historie in de gevelstenen vertegenwoordigd, doch geene die meer voorkomen dan de Arke Noachs, Land van belofte, Elias met de raven en de Vlucht naar Egypte.” En: „Geene stad in ons vaderland –zelfs Naarden niet– of men vindt er hier of daar een Barmhartigen Samaritaan.”
Gelukkig zijn er tussen alle geestige rijmpjes ook ernstiger teksten te vinden, die van oprechte vroomheid getuigen. Op een gevelsteen in Amsterdam staan onder een afbeelding van de wonderbare spijziging de woorden: „Naar gunst van mensen moet men mee wensen/ maar aan Gods seegen ist al ge leegen”. Ook dat was Amsterdam.
Veel verdwenen
In de tijd van Van Lennep en Ter Gouw waren al veel gevelstenen verdwenen en wat er nu is, is nog maar een fractie van wat er ooit aan muurversieringen moet zijn geweest. Onno W. Boers schrijft in ”De gevelstenen van Amsterdam” (2007): „Tegenwoordig bekijken wij gevelstenen als bijzondere uitingen van zeventiende- en achttiende-eeuwse kunstnijverheid. Maar vroeger werden ze als vanzelfsprekend in het stadsbeeld geaccepteerd. Niemand schonk er enige speciale aandacht aan.”
In de negentiende eeuw was de teruggang al merkbaar. Van Lennep en Ter Gouw merken in ”De uithangteekens” op dat er in hun tijd weliswaar nog een „menigte nog bestaande gevelsteenen” was waarop de ark van Noach was afgebeeld, maar dat het er „vroeger” nog veel meer geweest moeten zijn.
Het is daarom goed dat de nog overgebleven gevelstenen zorgvuldig worden gerestaureerd en bewaard, zo mogelijk op de plek waar ze horen: in gevels. Daarbij zou het mooi zijn als álle bestaande stenen met Bijbelse voorstellingen in Nederland zouden worden geïnventariseerd en beschreven. Dat is waarschijnlijk een hele klus. Alleen al in Amsterdam zijn nog 700 oude gevelstenen terug te vinden, al hebben die niet allemaal een Bijbelse voorstelling. Maar het zou de moeite waard zijn deze historische erfenis voor een breed publiek te ontsluiten. Met dit mooi vormgegeven boekje heeft Herman Souer een eerste aanzet gegeven. Hopelijk volgt er meer.
N.a.v. ”Bijbel in steen”, door Herman Souer; uitg. Nederlands Bijbelgenootschap, Heerenveen, 2008; ISBN 978 90 8912 008 3; 128 blz.; € 9,95.