Onbekwaam
Sommige mensen ontvluchten slechts voor een tijd de grove besmettingen van de wereld, en op anderen heeft de prediking in het geheel geen uitwerking. Daarom klaagt de Heere in onze tekst: „Ik heb geroepen, doch gij hebt geweigerd.” Weer anderen zijn er zo ver vandaan dat zij die roeping zouden gehoorzamen, dat zij er zich zelfs meer door verbitteren tegen de waarheid. Zij doen soms de dienstknechten van Christus smaadheid en smart aan. Voor hen is het Evangelie een reuk des doods ten dode.Wij leren dan dat de uitwendige roeping niet genoeg is tot de zaligheid, zodat die niemand zal brengen tot de gemeenschap met Christus, tenzij er de inwendige roeping bijkomt. Niet alle mensen die het Evangelie horen, zullen zalig worden. Dat ligt niet aan het Evangelie, maar het komt door de eigen blindheid en wederspannigheid van de mens. Het Evangelie alleen is niet bij machte die weg te nemen.
Wij erkennen een genoegzaamheid van de uitwendige middelen. We erkennen dus ook dat de uitwendige roeping genoegzaam is om de mens te brengen tot een historisch geloof, ja ook tot een tijdgeloof. De mens is daardoor niet te verontschuldigen. De uitwendige middelen zijn echter niet genoeg om de mens te brengen tot het zaligmakend geloof in Christus. Hier zien we dat de mens onbekwaam en machteloos is tot enig geestelijk goed werk.
Jesajas Hillenius, predikant te Drachten (De mens beschouwd, 1752)