„Gas ook komende 50 jaar niet weg te denken”
De gasvondst in Slochteren heeft de Nederlandse huishoudens comfort gebracht en de schatkist in vijftig jaar tijd in totaal ongeveer 200 miljard euro opgeleverd. Maar aan alles komt een einde, of in Slochteren misschien toch niet?
Het aardgas onder de Groningse bodem raakt langzaam maar zeker op. Over een jaar of vijftien zal Nederland niet langer een gasexporterend land zijn, maar meer gas importeren dan uitvoeren, zegt minister Van der Hoeven (Economische Zaken) in een vraaggesprek.„We komen dan niet zonder gas te zitten”, zegt de CDA-bewindsvrouw geruststellend in haar werkkamer aan het Haagse Bezuidenhout. Zij sluit zelfs niet uit dat Nederland nog eens vijftig jaar gas zal gebruiken. „Gas als relatief schone fossiele energiebron gaat de komende decennia eerder nog een grotere rol spelen dan een kleinere rol in de energievoorziening, daar ben ik van overtuigd.” En wat Van der Hoeven betreft blijft ons land daarin belangrijk.
De minister wil dat de Nederlanders ook in de toekomst verzekerd zijn van warme voeten en ook nog eens geld blijven verdienen aan het aardgas. „Mijn ambitie is Nederland om te bouwen tot de gasrotonde voor Noordwest-Europa”, zegt zij. En dat wil ze graag even uitleggen.
„Door de gasvondst in Slochteren zijn niet alleen alle Nederlanders aangesloten op aardgas, maar is inmiddels ook een hele gasinfrastructuur opgebouwd met aansluitingen op de omringende landen en Groot-Brittannië. Dat is uniek in de wereld.”
Van der Hoeven wil dat benutten door aardgas uit andere landen op te slaan in lege gasvelden om dat vervolgens door te voeren naar andere landen.
Uit de gasruzies tussen Rusland en Oekraïne is de afgelopen jaren wel gebleken dat de aanvoer van gas door pijpleidingen kwetsbaar kan zijn.
Van der Hoeven wil niet op één paard wedden. Ze maakt zich daarom niet alleen sterk voor de aanleg van de zogeheten Nordstreampijplijn door de Baltische Zee naar Noordwest-Europa om zo Russisch gas hier te krijgen. Ze heeft ook de banden aangehaald met gasrijke landen zoals Angola, Libië en Qatar. Aardgas uit die landen kan in vloeibare vorm met speciale schepen naar de Tweede Maasvlakte in Rotterdam worden vervoerd en van daaruit doorgesluisd worden naar de rest van Europa.
De gasvondst in Slochteren vond plaats in een tijd dat olierijke landen zich verenigden in de OPEC om zo een vuist te maken tegen de macht van de grote oliemaatschappijen, die goed verdienden aan hun bodemschatten.
Door de koppeling van de prijs van het gas aan die van olie, en de grote bemoeienis van de overheid met winning en levering van het gas, werd ook Nederland rijk dankzij de gasbel onder Groningen.
Toch is volgens Van der Hoeven het Nederlandse beleid niet te vergelijken met de praktijk binnen het oliekartel. „De koppeling van de gasprijs aan de olieprijs is gangbaar in veel contracten. Dat heeft te maken met vergelijkbare energetische prestaties. Iets anders is met elkaar afspraken maken over productiebeperking om zo de prijs te beïnvloeden. Nederland heeft daar nooit iets mee te maken gehad en dat houd ik ook graag zo.”
Ten tijde van de vondst van het aardgas in Slochteren werd alom gedacht dat kernenergie de toekomst had. Dat leidde ertoe dat Nederland het gas zo snel mogelijk wilde verkopen, met lage prijzen tot gevolg. „Er werd gedacht dat de tijd dat gas een gewild product zou zijn, niet lang zou duren. Met de kennis van nu hadden we de gascontracten natuurlijk niet zo moeten afsluiten. En de besteding van de opbrengsten was ook niet altijd even solide”, zegt Van der Hoeven.
Het gaat de minister te ver om te spreken van een ”Dutch disease”, waarbij de Nederlanders tevreden achteroverleunden omdat het gas wel voor de rest zorgde. „Inmiddels worden de gasopbrengsten via het Fonds voor Economische Structuurversterking productief ingezet en is het een zegen voor de Nederlandse economie.”