Opinie

Bedorven voor de wereld, niet voor de politiek

Waar zijn de Calvijns, de Hoedemakers, de Kerstens, de Van Rulers, de Abma’s? vraagt drs. J. Mulder zich af. Hij ziet uit naar een intensivering van het politiek-profetische geluid.

17 January 2003 14:30Gewijzigd op 14 November 2020 00:04

Sommige uitdrukkingen gaan een eigen leven leiden. De uitdrukking ”bedorven worden voor de wereld”, die soms vanaf de preekstoel klinkt, is er één. Wat houdt dat in? Het kan niet zo zijn dat een christen bedorven moet worden voor staat en maatschappij. Het is ook een vergissing te veronderstellen God alleen in de kerk te kunnen tegenkomen, want God is een God van de ganse aarde. De opdracht is in het publieke leven de Naam van de Heere te belijden en niet alleen voor de achterban.

De betekenis van de uitdrukking ”bedorven worden voor de wereld” wordt bepaald door de invulling van het begrip ”wereld”. Wanneer met ”wereld” een leven in de zonde wordt bedoeld, past hartelijke instemming. Want wie zijn vermaak in de wereld vindt, zal -als God het niet verhoedt- ook met haar ondergaan. God legt een kloof tussen Zijn volk en de wereld. Wanneer wordt bedoeld dat de mens zijn leven alleen mag besteden in de kerk en niet in staat en maatschappij, is dat niet bijbels. De aarde is des Heeren en waar het woord des Konings is, daar is heerschappij.

Helaas wordt er vaak negatief over de politiek gesproken. Niet ontkend kan worden dat er in de politiek zeer veel misgaat. Zo zijn er godonterende wetten aangenomen. Helaas, maar alle politieke besluitvorming is openbaar. De media zitten er bovenop en hun invloed is groot. Dat weten ze. Maar wat gebeurt er in de kerk? Wat zou het beeld van de kerk zijn als kerkelijke vergaderingen worden bijgewoond door de media? Zou dat een positief beeld opleveren? Zou het ook zo kunnen zijn dat de kerk in haar spreken verdeeld is en soms gezwegen heeft waar ze profetisch had moeten spreken tegen de overheid? Het is de koninklijke weg, met de reformatoren, publiekelijk de geloofsmoed te tonen om het enige geneesmiddel aan te reiken dat de samenleving kan redden, door overheden en onderdanen terug te roepen tot de gehoorzaamheid aan Gods wet en Woord.

Betoverd
Het zijn Calvijn en zijn geestelijke nazaten geweest die de beginselen van de Reformatie het best hebben verstaan en in praktijk hebben gebracht. Calvijn trad met die beginselen naar buiten en heeft gebeden, geschreven en gestreden om ze op alle terreinen van het leven tot geldigheid te brengen. Hij heeft in bijzonder ernst gemaakt met de roeping van de christen om de staat in te richten naar de ordinantiën Gods.

Een kernpunt van de Reformatie is de binding van de waardering van de staat aan de geopenbaarde wil van God. De kerk heeft de overheid op te roepen ernst te maken met de inrichting van de samenleving naar de eis van zijn Woord en wet. Calvijn stelt in zijn commentaar op Psalm 82 dat vele vorsten „door hun hoogheid zozeer zijn betoverd dat ze in hun dwaze inbeelding God uitwerpen uit hun vergaderingen, want ze kunnen het niet verdragen zich aan wet en recht te onderwerpen.” Hier past ook kerkelijk spreken omdat de eer van God en het welzijn van de samenleving ermee gemoeid zijn.

Predikanten die oog hadden voor het welzijn van de hele samenleving, en zich publiekelijk uitten, waren ds. Ph. J. Hoedemaker, ds. G. H. Kersten, dr. A. A. van Ruler en ds. H. G. Abma - mensen die zicht hadden op de ontwikkelingen om hen heen en met lede ogen aanzagen hoe het volksleven verachterde.

Ds. Hoedemaker beklemtoonde dat de overheid en de kerk niet los van elkaar kunnen worden gezien. De kerk heeft een taak in de publieke uitlegging van Gods Woord, de vertolking van de betekenis van de decaloog voor het publieke leven. De overheid heeft bij de vervulling van haar taak de Bijbel een grondslag voor het regeerbeleid te laten zijn. Hoedemaker verschilt principieel van dr. A. Kuyper, die voor de kerk als instituut geen directe publieke functie zag en het beperkte tot de inzet van individuele overheidspersonen die zich gebonden weten aan Gods Woord.

Dringend nodig
Ds. G. H.Kersten was evenals Hoedemaker van mening dat de hele samenleving de oproep tot gehoorzaamheid aan Gods Woord moest vernemen en ernaar moest leven. Op dit punt staan Hoedemaker en Kersten beiden tegenover dr. A. Kuyper, die de antithese bouwde op subjectieve gronden en het zicht op de héle samenleving wat uit het oog verloor. Ds. Kersten verweet zijn achterban lauwheid: „Laat ons de moed hebben om te zeggen wie we zijn.”

De roeping van de christen ligt midden in de maatschappij: „Ontrokken zich Jozef, Daniël met diens vrienden, Mordechai (…) toen God hun weg bepaalde aan der Heidenen hoven? Wij hebben schuld. Wij hebben ons teveel onttrokken. Teveel de wereld aan zichzelf overgelaten.” „Weet dan toch, welke heilige belangen aan deze politieke strijd zijn verknocht. Het gaat om de geestelijke grondslagen van ons volksleven: huwelijk, gezin, gezagsvraagstuk, godsdienst enz.” De parlementaire geschiedenis zou hem gelijk geven.

Dr. A. A. van Ruler was ervan overtuigd dat door het Woord Gods een politieke levensvorm geschapen wordt. De lezing van de Tien Geboden in de eredienst noemde hij een stukje permanente profetie waarin de spiegel van de wet Gods wordt voorgehouden aan de overheid en aan het gehele openbare leven. Zelfs voor de AVRO-microfoon, met zijn voordrachten over de profeet Zacharia, gebundeld in de uitgave ”Heb moed voor de wereld”, wees Van Ruler op hét medicijn voor de samenleving: Gods Woord en Zijn geboden. Naar zijn vaste overtuiging hebben we „de profetische beleving van de wereld als christenen in onze tijd dringend nodig. Wij zullen de vensters wagenwijd moeten open werpen, de wereld aanzien zoals ze is en dan bedenken, dat zij Gods wereld is.” Hij was ervan overtuigd dat de belijdenis dat God regeert blijvend actueel is.

Roodgloeiend
In dit rijtje hoort ook ds. H. G. Abma met zijn visie op heel het volk. Zijn eerste partijrede luidde: ”Tot welzijn van heel het volk”. Het is in feite zijn politiek program, dat hij uitdroeg in woord en geschrift. Ds. A. A. Spijkerboer schreef in Trouw ervan overtuigd te zijn dat ds. Abma „op de Dam in Amsterdam, in het hartje van Nederland, gelezen behoort te worden, en niet alleen in boerderijen die tegen de dijken van de grote rivieren liggen te slapen (…).Onder de as zijn de kolen nog rood gloeiend. Laten degenen die om de SGP lachen, maar uitkijken: een paar rukwinden zijn voldoende om de as eraf te blazen, en dan kan er een vonkenregen komen die wonderwat in brand zet.”

Waar zijn de Calvijns, de Hoedemakers, de Kerstens, de Van Rulers, de Abma’s? Zij hebben politiek een weg gewezen die uitnemender is. Hoe komt het dat we dit politiek-profetische min of meer kwijt zijn? Laten we (als kerk) bidden voor „mensen die bekwaam en geschikt zijn voor de wereld.” Mensen die de moed hebben te zeggen wie God is, ook tegen (anti-christelijke) overheden: „Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen”, Psalm 119. Calvijn zegt: „Door deze woorden wordt ons geleerd, dat wij ons het woord Gods genoegzaam ten nutte gemaakt hebben, wanneer ons hart zo versterkt en gewapend is tegen alle mensenvrees, dat wij, wanneer de wereld ons tracht ter neder te slaan, zelfs in de tegenwoordigheid der Koningen niet vreezen.” En J. de Groot schrijft: „Wie op politiek terrein zijn roeping verzaakt, doet zonde. Niet minder groot is echter de zonde van een ieder, die zijn politieke opdracht lichtvaardig op zich neemt.”

De opdracht blijft evenwel in de samenleving een zoutend zout en een lichtend licht te zijn.

De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het studiecentrum van de SGP.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer