Participatie
Sociologie magazine (jaargang 17 nr. 2) schenkt aandacht aan het proefschrift van Tom van der Meer, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Van der Meer bestudeerde drie vormen van burgerparticipatie: familie/vrienden, verenigingen en politiek. Daarnaast ging het hem om de invloed van de staatsinstituties op het gemiddelde niveau van burgerparticipatie en op de samenhang tussen die drie vormen van participatie.
Tussen de verschillende westerse landen bleken aanzienlijke verschillen te zijn in participatiegraad. In Spanje en Italië heeft meer dan 80 procent van de volwassen bevolking wekelijks contact met ouders, broers, zussen en/of uitwonende kinderen. In Nederland is dit nauwelijks de helft (46 procent) en in Finland en Nieuw-Zeeland nog veel minder. Maar als het gaat om verenigingsleven en vrijwilligerswerk scoren Nederland en de Scandinavische landen vele malen beter dan Zuid- en Oost-Europa.De overwoekeringsthese, die stelt dat sociale zekerheid leidt tot burgers die minder actief zijn in familieverband en verenigingsleven, werd in het onderzoek van Van der Meer niet bevestigd. Veeleer bleek het omgekeerde. Ook de stelling dat verenigingen werken als scholen van de democratie, waarin mensen gesocialiseerd worden tot politiek betrokken burgers, werd door de onderzoeksuitkomsten niet gesteund. Wellicht is het eerder andersom: actieve en politiek betrokken burgers worden vaker lid van een vereniging.
Ten slotte bleek dat het Angelsaksische kiesstelsel leidt tot een grotere burgerparticipatie, niet alleen tijdens de verkiezingen, maar ook daarbuiten. Burgers hebben dan het gevoel dat er voor hen veel op het spel staat.
Redacteur Paul de Beer analyseert in Socialisme & Democratie (jaargang 66, nummer 5) de wijze waarop tijdens de crisis in de jaren tachtig de problemen op de arbeidsmarkt tegemoet getreden zijn. Ook al hebben sommige van die recepten het stempel gekregen van achterhaald, toch is het verstandig om ze in de huidige situatie nog eens voor het voetlicht te halen.
In het Akkoord van Wassenaar kwam destijds naast loonmatiging ook arbeidsduurverkorting aan de orde. In cao’s werd de werkweek verkort van 40 naar 38 of 36 uur. Veel nieuwe banen werden daardoor niet geschapen, maar wellicht droeg de arbeidstijdverkorting bij aan het behoud van werkgelegenheid. De recente invoering van deeltijd-WW is ook een vorm van arbeidstijdverkorting, maar daarbij wordt de pijn veel minder gelijkmatig verdeeld.
Vervroegde uittreding was ook een van de remedies uit de jaren tachtig. Dat instrument heeft tegenwoordig het tij tegen. Toch pleit De Beer voor een tijdelijke herinvoering van die mogelijkheid. Uit maatschappelijk oogpunt is het vervroegd vertrek van ouderen verstandiger dan de werkloosheid van jongeren. Met behulp van gesubsidieerde banen werden destijds veel mensen aan werk geholpen. Ook dat is een uitstekend middel om werklozen op te vangen.
Ten slotte geeft de huidige economische crisis aanleiding om allerlei modieuze ideeën over de toekomstige arbeidsmarkt kritisch te bezien. Het gaat daarbij om zaken als flexibilisering, employability, levenslang leren en zzp’ers. We zouden afscheid moeten nemen van de vaste baan voor het leven. Toch is het gemiddeld aantal jaren dat mensen bij dezelfde werkgever in dienst zijn tussen 1992 en 2006 niet afgenomen, maar toegenomen. De overgrote meerderheid van de werknemers hecht aan stabiliteit, duurzaamheid en zekerheid. Zeker in tijden van economische crisis is het ook goed dat de arbeidsmarkt een dempend effect heeft op de conjunctuurgolven.
In Zicht (35e jaargang nr. 2), dat gewijd is aan de Europese verkiezingen, schrijft redactielid J. D. Veldman een beschouwing over de grenzen van Europa. De wortels van Europa liggen in de klassieke wereld, maar het Romeinse Rijk was vooral het rijk van de Middellandse Zee. In de middeleeuwen vormde het christendom de verbindende schakel tussen de verschillende volken en staten. In de 19e eeuw verdween echter, als gevolg van het nationalisme, de gedachte van het corpus christianum.
In de huidige discussie over de grenzen van Europa zijn verschillende benaderingen aan de orde. Naast de geografische benadering, is er de benadering vanuit het beschavingsconcept en de benadering van Europa als politieke entiteit.
Bij de geografische benadering is het vooral de oostgrens van Europa die problemen geeft. Baseert men zich op de Europese beschaving, dan gaat het er om wat men daartoe rekent. Is dat eigenlijk de beschaving van West-Europa of hoort Oost-Europa daar ook bij? Huntington ziet Europa daar ophouden waar het westerse christendom ophoudt en het orthodoxe christendom begint. Griekenland, lid sinds 1981, zou dan niet tot de EU kunnen behoren. Bij de politieke benadering gaat het vooral om de verdere uitbouw van het Europese machtsblok. Daarbij is vooral de verhouding tot Rusland in het geding.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad.Reageren aan scribent?focus@refdag.nl.
Burgerparticipatie