Cultuur & boeken

Honderd jaar Van de Hulst

Over meesterverteller W. G. van de Hulst is het laatste woord nog altijd niet gezegd. Hoewel er honderd jaar na zijn debuut nauwelijks meer iets nieuws te melden valt, blijft het werk van de christelijke kinderenboekenauteur boeien en ontroeren. Nijkerk wijdt er een bescheiden dubbeltentoonstelling aan.

Jeannette Wilbrink-Donkersteeg
8 June 2009 10:59Gewijzigd op 14 November 2020 08:04
De eerste drie boeken van het oevre van Van de Hulst.
De eerste drie boeken van het oevre van Van de Hulst.

In de Nijkerker bibliotheek zijn ze momenteel alle drie te zien: ”Willem Wijcherts”, ”Ouwe Bram” en ”Van een klein meisje en een groote klok” in originele, eerste druk. Met deze boeken is het precies een eeuw geleden allemaal begonnen. Van de Hulst publiceerde ze in 1909, maar ”Willem Wijcherts” verscheen aanvankelijk onder het pseudoniem Jan van Croese, naar de Croeselaan in Utrecht waar de schrijver woonde.De levensloop van de auteur tot dan toe was lang niet altijd gekenmerkt door de harmonie en de gemoedelijkheid waarmee zijn werk nu weemoedig wordt geassocieerd. Als zevenjarig jongetje was Willem Gerrit van de Hulst zijn vader, een steenhouwer, al kwijtgeraakt. Twee kleine zusjes waren eveneens gestorven. Willem Gerrit groeide op met een jongere broer, Hendrikus Christoffel. Ze moesten naar een diaconieschool voor de armen. Daar kwam Willem Gerrit op z’n dertiende als kwekeling voor de klas te staan, terwijl hij ’s avonds naar de Normaalschool ging voor zijn akte.

Droom

De schoolmeester trouwde in 1907 met Johanna Cornelia van Arkel, met wie hij twee dochters kreeg. Hij werd een gelukkig man met zijn werk, zijn gezin, en zijn droom: „Stil en vergeten te werken binnen de veiligheid van zijn eigen, mooie, lichte lokaal, en in vrije tijd het immer lokkende land der litteratuur te doordwalen, nu en dan wat te schrijven – een schets, een roman misschien eenmaal nog– leek hem een schoon leven toe.”

De droom viel in duigen. Kort voordat Van de Hulst tot bovenmeester werd benoemd, overleed zijn vrouw en bleef hij met twee kleine meisjes eenzaam achter.

Een nieuwe periode in zijn leven brak echter aan toen hij in 1916 hertrouwde met Jeanette Maan. Samen zouden ze nog vier kinderen krijgen, van wie de oudste –ook een Willem Gerrit– als illustrator nauw met zijn vader ging samenwerken.

Illustraties

Nadat ‘junior’ in 1933 de tekeningen voor ”Een muis in dit huis” had verzorgd, illustreerde hij voortaan bijna alle boeken van zijn vader. Voor menige bezoeker van de Nijkerker bieb blijkt het een genoegen om prenten te bekijken én ze te vergelijken met tekeningen van Bottema en Isings, die het werk van Van de Hulst illustreerden voordat diens zoon daarmee begon. Op een van de wanden zijn bovendien de bolle bakker van de Soete Suijkerbol en z’n magere vrouw aanwezig. Zij wonen al langer in de bibliotheek. W. G. van de Hulst jr. tekende hen hier in 1993 op de muur.

Ook de dochter van de ‘jonge’ Van de Hulst is te zien: Rose Marijne. Op een foto uit 1956 zit ze bij haar voorlezende opa op schoot. Onlangs opende ze de expositie in Nijkerk. Daarbij noemde ze haar grootvader „een bezield mens, toegewijd leraar, pedagoog, kinderpsycholoog en Nederlands eerste échte schrijver van kinderliteratuur.”

Zelf is ze vernoemd naar het hoofdpersoontje uit de Rozemarijntjeserie. Dat haar naam ietsje anders wordt gespeld dan in de boeken, is de schuld van de strenge regels die de Burgerlijke Stand ten tijde van haar geboorte hanteerde.

Zondagsschool

De aanblik van talloze oude bandjes in de vitrines is hartverwarmend. Ook –of juist– voor degenen die ze al vaak hebben gezien. „Dit brengt je helemaal terug in je kinder- en jeugdjaren, toen er nog echt en veel gelezen werd. Een verademing”, schrijft een bezoeker uit Bunschoten. Een Zwollenaar meldt dat zijn jeugd en zijn schoolmeestersloopbaan weer aan hem voorbijkomt. De ”Herinneringen van een schoolmeester” van Van de Hulst beïnvloedde hem zozeer dat hij zelf ook onderwijzer werd. „Vertellen leerde ik uit zijn boek ”Het vertellen”, dat ik hier helaas niet zag. Excuus, het lag er toch!”

Een familie uit Noordwijk laat weten genoten te hebben. „Gedachten gingen terug naar de vele kerstmissen waar wij de boekjes kregen van de zondagsschool.”

Tragiek

In het hart van de schrijver zelf heeft ”Peerke en zijn kameraden” de grootste plaats gekregen, zo leert een tekstpaneel. „Waarom?” schreef de auteur ooit. „Dat is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Een boek is een levend wezen, heeft een ziel. De sterkste sympathieën zijn vaak het moeilijkst te verklaren. Maar – ik meen dat ik in ”Peerke” het dichtst en zuiverst heb mogen benaderen, wat ik benaderen wilde… In ”Peerke” zag ik het sprankelend-zonnige jongensleven, en daarin den fellen inslag van de tragiek die… tóch weer overstraald wordt door de intense levensvreugde.”


Geen naam, maar een begrip

W. G. van de Hulst schreef niet alleen boeken voor verschillende leeftijdsgroepen, hij maakte ook maandelijks een verhaal voor het tijdschrift Moeder. Tijdschriften waren iets bijzonders rond de jaren vijftig, dus onze exemplaren werden zorgvuldig ingebonden en de verhalen eruit werden nog jaren gelezen.

De gebundelde tijdschriften vormden bij ons thuis een welkome aanvulling op de dikke verhalenbundels zoals ”Het Grote Voorleesboek” en het ”Het Gouden Voorleesboek”. In het oktobernummer van de jaargang 1949 staat een oproep van de redactie aan alle lezeressen om de 70e verjaardag van W.G. van de Hulst te gedenken, want als er iemand aandacht verdient, dan hij: „W.G. van de Hulst… geen naam, maar een begrip. Wij zijn met hem opgegroeid en ook onze kinderen groeien weer met hem op. Wat een wonder om zó fris te kunnen blijven, om twee geslachten lang de kleine lezers te blijven boeien, zoals in ons land nog geen ander het heeft kunnen doen.”

Er volgt dan een lofzang op alle bekende toppers en de wens „dat wij nog jarenlang van zijn Kunst –met een grote K– mogen genieten – wij ouderen met onze kinderen, want niet weinigen onder ons lezen zijn verhalen met evenveel plezier als onze kinderen. Wij bidden hem toe: een goede gezondheid en een lichte, goede levensavond.”

Kaartenhuisjes

De lezeressen worden opgeroepen allemaal een kaart te kopen, te adresseren en voor de verjaardag op 28 oktober te verzenden: „En ieder laat hierop ook zijn kinderen hun naam schrijven. En als ze niet kunnen schrijven, houden wij hun onvaste handje vast…”

In het decembernummer staat een foto van de jarige met een postbode met een overlopende tas met kaarten en een bedankje. „Eén kaart kwam helemaal uit Lissabon. En al die prachtige kaarten zelf! Zijn jullie niet een beetje jaloers op me? Vind je me niet ontzaglijk rijk, – met zóveel kaarten. Als je die zelf eens had!..… Wat zou je daarmee fijn kunnen spélen! Kaartenhuisjes bouwen, en hele torens. Winkeltje doen. Soort bij soort zoeken. Een prachtig tapijt leggen van schitterende kleuren. Elkaar ermee om de oren gooien…! zoek maar uit.”

Dikke inkt

Schitterend, de concrete suggesties die Van de Hulst de kinderen doet. Maar dan komt de klap op de vuurpijl: verder in het decembernummer staat het voorleesverhaal ”De oude meneer, die jarig was”. En dan doet hij wat hij als geen ander kan: een werkelijke gebeurtenis omzetten in een verhaal: „Er was eens een oude meneer”, zo begint hij.

Het is de klassieke sprookjesopening. Heel oud was die meneer, al zeventig jaar. Hij zit lekker in zijn stoel en dan komt de postbode met een kaart. Een mooie kaart met een vinkje dat in de boom zit te fluiten, onder de boom stond een kleine jongen op zijn mondharmonica te spelen. En achter op de kaart staan in „dikke inkt” de namen gekrabbeld van drie onbekende kinderen: Leni, Wubo en Kareltje. De kaart is de voorbode van tien, honderd, duizend kaarten en „Toen wist die arme meneer geen raad meer; maar hij lachte; hij sloeg zijn handen op zijn knieën van het lachen: zo blij was hij… „Wat een kinders! Wat een brave, brave kinders!”

Hij gaat in zijn stoel zitten genieten en wat gebeurt? De kinderen van de kaarten komen binnen en gaan spelen, strooien de kaarten en brieven over de oude meneer heen. Het ene spel lokt het andere uit, zo gaan ze met de kaarten een grote kring leggen, en dat is een eiland: „Nu wonen we samen op een rond eiland en daarbuiten, – dáár, buiten de brieven en de kaarten, is de grote, wilde zee. Pas op! Pas op! Val er niet in!” tegen de tijd dat het verhaal eng en spannend begint te worden – er is ook een figuur van een van de kaarten, een enge beer, langsgekomen op het eiland, eindigt het op een klassieke Van de Hulstmanier: de oude meneer heeft gedroomd en schrikt wakker in zijn stoel, met alle kaarten en brieven om zich heen.

Het verhaal geeft een mooi inkijkje in de denk- en schrijfwijze van Van de Hulst. Het laat helder zien hoe de zeventigjarige nog steeds kijkt met de ogen van een kind dat zich laat verrassen door onverwachte gebeurtenissen.


Honderd jaar

”Honderd jaar W. G. van de Hulst” is tot en met 29 augustus 2009 te zien in de bibliotheek van Nijkerk, Frieswijkstraat 99.

www.bibliotheeknijkerk.nl.

Callenbach

De tentoonstelling maakt deel uit van een dubbelexpositie. Gelijktijdig toont Museum Oud Nijkerk aan de Holkerstraat 6 de geschiedenis van uitgeverij Callenbach, die in 1854 werd opgericht door de 21-jarige G. F. Callenbach. Van een boekhandel en boekbinderij groeide het bedrijf uit tot een uitgeverij van beroemde christelijke kinderboeken, kerstboekjes en romans.

www.oudnijkerk.nl.

Verzamelaarsmarkt

Liefhebbers van het werk van Van de Hulst kunnen zaterdag boeken kopen, verkopen of ruilen op een W. G. van de Hulst Verzamelaarsmarkt, die tussen 10.00 en 17.00 uur gehouden wordt in de bibliotheek van Nijkerk. Meer informatie: 033-2451756.

www.wgvandehulst.com voor meer informatie over W. G. van de Hulst, zijn leven en zijn werk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer