Neem de ander echt serieus
Ontwikkelingssamenwerking is te veel gebaseerd op de moderne westerse cultuur, stelt prof. dr. Henk Jochemsen. Bij echte samenwerking hoort de ander serieus nemen, ook als het gaat om de cultuur en religieuze overtuigingen, zodat landen zich kunnen ontwikkelen op een manier die past bij hun eigen cultuur en context.
Ontwikkelingssamenwerking ligt onder vuur. Wat heeft zestig jaar ontwikkelingssamenwerking opgeleverd? Te weinig, vinden velen. Het moet anders, vindt minister Koenders. Dat klopt wel, maar hoe anders is zijn ”anders”? De vraag naar het effect is terecht, maar dan moeten we ook naar onszelf durven kijken.De moderne ontwikkelingshulp begint na de Tweede Wereldoorlog. Deze was vooral gericht op bevordering van de industrialisatie en economische groei van de ”onderontwikkelde” landen door overdracht van (wetenschappelijke) kennis en kapitaal.
Toen in de jaren zeventig de resultaten tegenvielen, werd de vrije markt als oplossing aangegrepen. Dit bleek niet zonder meer en soms zelfs averechts te werken. Bovendien blijkt indus-trialisatie gepaard te gaan met uitputting van grondstoffen en milieuverontreiniging en klimaatverandering.
Vanaf midden jaren tachtig streven we duurzame ontwikkeling na. En toch lijkt het in veel landen niet goed te gaan. Zonder te beweren een oplossing te hebben –simpele oplossingen bestaan niet– wil ik wel een mijns inziens belangrijk punt aandragen. Dat is het belang van cultuur en religie.
Moderne cultuur
Mensen zijn religieuze wezens in die zin dat ze altijd hun bestaan en wederwaardigheden duiden vanuit een bepaald idee van wat wezenlijk en fundamenteel is in deze wereld en in het leven. De cultuur geeft uitdrukking aan dat wat mensen in die cultuur als meest wezenlijk zien. In de meeste culturen is dat een religie die een bepaald beeld geeft van de (geestelijke) wereld.
In Europa is de cultuur in belangrijke mate gestempeld door het christendom, dat de openbaring van de levende God toevertrouwd heeft gekregen. Maar de betekenis daarvan voor het publieke leven is drastisch verminderd.
De huidige cultuur in de rijke landen is gestempeld door het modernisme. Dit houdt in dat de wereld en de samenleving gezien worden als een vrij speelveld voor de mens. De mens kan over de natuur en ook over menselijke relaties en arbeid vrij beschikken. De rede vertelt hoe we dat het beste kunnen doen om ons bestaan veilig te stellen en de welvaart te doen groeien.
De moderne samenleving is steeds meer ingericht door deze technische rationaliteit die steeds denkt in zelfgekozen doelen en daarbij de effectieve middelen zoekt. Dit heeft een sterke groei van wetenschap en techniek en van welvaart gebracht. Maar ook een samenleving waarin veel mensen zinervaring ontberen, waarin we de materiële basis van onze welvaart (grondstoffen en fossiele energie) erdoor jagen en onze natuurlijke leefomgeving ernstig beschadigen.
We streven vooral welvaart en welzijn, veiligheid en bescherming van de eigen identiteit na en verwachten dat we daarmee een rechtvaardige en duurzame en zorgzame samenleving krijgen. Maar dat is de verkeerde volgorde (Goudzwaard). We zullen rechtvaardigheid, zorgzaamheid en rentmeesterschap voorop moeten stellen, dan kan zich ook een stijging van welvaart en welzijn voordoen.
Deze seculiere, voor de meeste ”ontwikkelingslanden” vreemde cultuur, is leidend geweest in ontwikkelingssamenwerking. Daarbij zorgden de rijke landen er onder meer via de VN-instellingen als IMF en Wereldbank wel voor dat men zelf in feite de economische touwtjes in handen hield en van de ‘samenwerking’ vaak vooral ook zelf beter werd.
De ontwikkelingslanden werden in hoge mate ingevoegd in het systeem dat vooral de belangen van de rijke landen dient. Er kwam onvoldoende een eigen, bij de cultuur en context passende economische ontwikkeling op gang. Pas recent zien we dat enkele grote landen wel een steeds sterkere eigen economische dynamiek krijgen, waarbij de vraag naar de prijs die men betaalt in sociaal opzicht en ten opzichte van het milieu, nog onbeantwoord blijft.
Sociale verbanden
Als westerse landen moeten we ons seculiere modernistische model dat vooral op materiële rijkdom is gericht, laten varen. Waar moet het dan om gaan in ontwikkelingssamenwerking?
Mensen streven waarden na als bestaanszekerheid, kwaliteit van leven, rechtvaardigheid, zinervaring en verbondenheid. Ze doen dat gezamenlijk, in tal van sociale verbanden en instituties als het gezin, onderwijsinstellingen, godsdienstige genootschappen, bedrijven, overheidsinstanties et cetera. Dat gemeenschappelijk werken aan waarderealisaties leidt tot het ontdekken en realiseren van zin en tot samenlevingsopbouw en ontplooiing.
Hierop moet mijns inziens ontwikkelingssamenwerking gericht zijn. Dus niet eenzijdig op economische groei of op technologieoverdracht (hoe belangrijk en nuttig nieuwe technologieën ook kunnen zijn). Het zal moeten gaan om echte samen-werking waarbij de mensen ondersteund worden in het zelf werken aan goed functionerende sociale verbanden en instituties. Daarbij moet vooral aandacht bestaan voor de regionale economische ontwikkeling, waar nodig met behulp van hoogwaardige technologie, die de mensen zelf kunnen hanteren, zodat ze zelf over hun ontwikkeling blijven (mee)beslissen.
Ontwikkelingswerk is dus niet te typeren als hulpverlening aan hulpbehoevende mensen –dat is wel het geval bij humanitaire hulp in noodsituaties– maar als samenwerking met mensen die we op bepaalde punten kunnen ondersteunen. Van hen kunnen we vaak weer leren over solidariteit en tevredenheid.
Superioriteit
In deze globaliserende wereld kan geen land zich onafhankelijk van anderen ontwikkelen. We zijn met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Daarom is (ontwikkelings)sa-menwerking onontkoombaar. De vraag is niet of we eraan meedoen, maar hoe. Cruciaal is dat de landen die de (economische) macht hebben bereid zijn ruimte te geven aan de zwakkere landen.
In die samenwerking moet de ander echt serieus genomen worden. Dat betekent dat we ook over religieuze overtuigingen met elkaar in gesprek moeten gaan. In de eerste plaats om elkaar te begrijpen in de context van praktische samenwerking.
Voor christelijke ontwikkelingsorganisaties die veelal samenwerken met christelijke organisaties in de ontwikkelingslanden, is dat in principe niet zo moeilijk. In de praktijk is echt luisteren naar de ander, wiens geloofsbeleving ook door de eigen cultuur gestempeld wordt, niet zo gemakkelijk. Onze wetenschappelijk-technische en economische superioriteit leidt ongemerkt gemakkelijk tot een algemeen, maar misplaatst superioriteitsgevoel. De ander voelt dat feilloos aan, maar de afhankelijkheidsrelatie vormt soms een belemmering om dat goed te agenderen.
Niet opdringen
Samenwerking over grenzen van cultuur en religie heen kan niet betekenen dat we onze waarden opdringen. Aan de andere kant betekent elkaar serieus nemen ook dat we elkaar zo nodig indringend kunnen bevragen op onze waarden en normen. Daarbij is voor christenen de Bijbel basis en uitgangspunt, maar altijd in het besef dat alleen God het hart kan veranderen.
De auteur is algemeen directeur van Prisma, vereniging van christelijke ontwikkelingsorganisaties, en bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan Wageningen Universiteit. Dit artikel is gebaseerd op zijn oratie van 28 mei.