Ter ere van de Stad van David
Israëlische schoolklassen en groepen toeristen stappen via de poort de Stad van David binnen. Het oudste gedeelte van Jeruzalem trekt meer bezoekers dan andere Bijbelse plaatsen. En fondsen. Elk jaar is het er mooier dan het jaar daarvoor.
Asher Altshul, een student archeologie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, verzorgt de rondleiding. „De reisgids die we gebruiken voor de Stad van David is de Bijbel”, zegt hij, met de Tenach –het Hebreeuwse Oude Testament– in de hand.Hij draagt een beige petje met de woorden ”Ir David” (Stad van David) en een afbeelding van een goudkleurige harp. De reling van de trap die naar het uitkijkpunt voert heeft eveneens de kleur goud. Voor het bordje ”Ter ere van de glorie de Stad van David” begint hij zijn relaas.
Paleis van David
Altshul vertelt dat koning David uit Hebron kwam en de stad Jeruzalem op de Jebusieten veroverde. „De Israëlische archeologe dr. Eilat Mazar lanceerde het idee dat het paleis van de beroemde vorst zich aan de noordzijde van de stad bevindt. Niemand geloofde haar”, zegt Altshul. Het kostte haar moeite en tijd het geld bij elkaar te krijgen dat nodig was voor het onderzoek. Tussen 2005 en 2007 leidde zij de opgravingen.
Met vlugge pasjes daalt Altshul de trap af naar een metalen stellage onder de grond. Daar kunnen de bezoekers tegenwoordig het paleis van de koning bewonderen. Mazar boorde met haar „indrukkende operatie” door de lagen heen van de Arabieren, de Byzantijnen en de Tweede Tempel. Ten slotte kwam ze conform haar veronderstellingen uit bij de tijd van David. Ze stelde volgens Altshul andere archeologen in het ongelijk die dit gebied een eeuw ouder hadden gedateerd.
Inmiddels is er veel gepubliceerd over de vondst en niet alle archeologen geloven dat het om het paleis van David gaat. Daar rept Altshul met geen woord over.
Hizkiatunnel
De gids vertelt dat het oudste deel van Jeruzalem op deze berghelling werd gebouwd omdat de Gihonbron zich hier bevond. „De inwoners legden een ingenieus tunnelsysteem aan om bij een belegering water naar de stad te kunnen brengen.”
Via een metalen draaideur komt de groep toeristen in de onderaardse ruimten van de rotswand. In een van de gangen blijft Altshul staan bij de zogenaamde Warrenschacht. De buis loopt verticaal door de rotsen. Uit de diepte klinkt kindergegil; een schoolklas bezoekt de Hizkiatunnel, een 420 meter lang kanaal waarin het waterpeil oploopt tot 70 centimeter.
De groep toeristen daalt verder af en komt op een punt waar ze of de Hizkiatunnel met het water of een korte droge corridor in kunnen. „De Stad van David was veel indrukwekkender dan we ooit dachten”, zegt Altshul. De groep neemt de droge. In de tunnel is gebrek aan frisse lucht. Voor de Hizkiatunnel geldt: verboden voor mensen met claustrofobie.
Ontruimingsbevel
De tocht door de Stad van David eindigt op de weg die door het Kidrondal loopt. Het blijkt dat het enthousiasme over de herontdekking van de koninklijke stad niet door alle inwoners van Jeruzalem wordt gedeeld. Een paar honderd meter verder naar het zuiden is een protesttent geplaatst. Aan een tafel zitten Palestijnen. Achter hen hangen plattegronden. Op een ervan zijn huizen uit Al-Bustan genummerd, de buurt bij Jeruzalem waarvan de bewoners een ontruimingsbevel hebben gekregen.
De autoriteiten willen een archeologisch park aanleggen in Al-Bustan. Ook het huis van Haj Mazer Diab, een oudere man gekleed in een pak met geel overhemd en blauwe strop, moet met de grond gelijk worden gemaakt. „Dit bevel voert onze kinderen naar een onbekend lot”, zegt hij. „De families hier voeden de kinderen op met vredesonderwijs. Het land behoorde toe aan mijn vader en mijn grootvader en zal later van mijn zonen zijn. Het land is voor ons even belangrijk als onze moeder.”
De bewoners richtten de protesttent op nadat ze in 2005 een ontruimingsbevel ontvingen. De gemeente ging ermee akkoord dat de bewoners een bestemmingsplan voor de buurt ontwierpen waarin stond dat ze in hun huizen zouden mogen blijven wonen. Ze gaven veel geld om juridische deskundigen in te huren. „We ontvingen enkele maanden geleden een brief waarin stond dat ze ons plan verwierpen”, zegt een vertegenwoordiger van de bewoners, die liever anoniem blijft. „Ze willen doorgaan met het project en een park maken op de plek waar onze huizen staan.”
Volgens hem werden vijf huizen al gebouwd voor 1948 en één zelfs al in de 19e eeuw. Andere huizen werden na 1967 gebouwd. In dat jaar veroverde Israël Oost-Jeruzalem. Al-Bustan kwam daarmee onder Israëlisch bestuur. Volgens de gemeente zijn er na 1967 geen bouwvergunningen afgegeven en zijn de huizen dus illegaal gebouwd. Palestijnen echter werpen tegen dat ze die vergunningen heel moeilijk kunnen krijgen. „Waarom hebben ze ons destijds niet tegengehouden? Waarom willen ze ons huis na veertig jaar verwoesten?”
Maar in alle landen gebeurt het toch dat de overheid huizen af wil breken vanwege andere bestemmingen voor bepaalde stukken grond? „Dit is voor ons een politieke kwestie”, zegt hij. „Het is ons land. Willen we ons land verlaten? Dit is onze strijd tegen de bezetting. Jeruzalem is deel van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Het werd bezet in 1967. Het is deel van het conflict tussen Palestijnen en Israëliërs, tussen Joden en Arabieren. Het idee is dat zij een Joodse stad willen.”