Ziek van emotie
Wie zonder basiskennis het eigen werk van Spinoza of Leibniz, Kant of Hegel leest, krijgt het niet gemakkelijk. Daarom is het raadzaam te beginnen met inleidingen op de denkers en hun tijd. Dat maakt het mogelijk daarna hun eigen werk te lezen, vooral als dat in een goede vertaling beschikbaar is. De Historische Uitgeverij voorziet in deze behoefte met de reeks ”Filosofie & retorica”, waarin nu het vijftiende deel verschenen is, over Descartes.
De serie ”Filosofie & retorica” bevat werk van bijvoorbeeld Epicurus, Tacitus, Quintilianus, Dante, Descartes en Spinoza. Het nieuwste deel is een editie van Descartes’ laatste boek, ”De passies van de ziel”. Sinds de uitgave in 1649 is dit boek veel gelezen, herdrukt en vertaald, en heeft het grote invloed uitgeoefend op de filosofie, de psychologie en de literatuur. De huidige vertaling is van Theo Verbeek, kenner van Descartes. Hij zorgde ook voor een inleiding en voor verklarende aantekeningen. Daarvan geldt: goed leesbaar en verhelderend. Op deze wijze is Descartes uitstekend toegankelijk.Hoe kwam Descartes ertoe zich met de passies bezig te houden? Hij staat toch te boek als rationalist? En ”passies” zijn hartstochten, emoties, gevoelens.
Zijn levensverhaal bevat het antwoord. De aanleiding tot deze tekst is de briefwisseling van de filosoof met prinses Elisabeth van de Palts (1618-1680), oudste dochter van Frederik V, keurvorst van de Palts en koning van Bohemen (1596-1632). Deze ”winterkoning” moet na nauwelijks een jaar de Boheemse kroon weer afstaan. Hij vestigt zich dan met zijn familie als balling in Den Haag. Riante politieke vooruitzichten zijn er niet. De ballingschap kenmerkt zich door zorgen van allerlei aard.
Moeiten en kwalen
Die zorgen brengen de begaafde en breed ontwikkelde Elisabeth in 1643 in contact met Descartes. Het gevolg is een briefwisseling gedurende meer dan zes jaar, die steeds vertrouwelijker wordt. Elisabeth schrijft openhartig over al haar moeiten en kwalen. Die kwalen wijt ze, zoals gebruikelijk in haar tijd, aan heftige emoties. Vandaar dat ze Descartes om opheldering vraagt over zijn visie op lichaam en ziel als twee totaal verschillende substanties. Als dat zo is, hoe kunnen die twee dan zo op elkaar inwerken?
Opvallend is dat Descartes haar over de oorzaken van de kwalen niet tegenspreekt. Eerder doet hij er een schepje bovenop. Zo stelt hij dat „de meest gebruikelijke oorzaak van een langdurige verhoging droefheid (tristesse) is.” Ook volgens hem hebben kwalen vaak een geestelijke of emotionele oorzaak. Veel ziekten verklaart hij dus psychosomatisch. Hij schrijft Elisabeth rust en ontspanning voor, hooguit ondersteund door een beetje „water van Spa.”
In medische ingrepen ziet hij weinig; hij is tegen aderlaten en heeft evenals Elisabeth een weerzin tegen „chemische middelen.” Veel meer baat zou zij hebben bij „de geneesmiddelen van de ziel.” De ziel heeft immers grote invloed op het lichaam. Het is de vraag hoe Descartes dit alles zo kan zeggen, gelet op de visie die men hem gewoonlijk toeschrijft, namelijk zijn radicaal dualisme van lichaam en ziel.
Passies zijn voor Descartes in de eerste plaats de grote emoties van liefde en haat, vreugde en verdriet, maar ook de min of meer voorbijgaande gevoelens van boosheid, plezier en opluchting. Trots, moed en lafheid, die wij misschien eerder karaktertrekken zouden noemen, rekent hij er eveneens toe. Hij ziet emoties als heftige lichamelijke processen. De ”passies van de ziel” zijn secundair: het zijn de gewaarwordingen die de ziel daarvan heeft.
Dit weerspreekt duidelijk dat voor Descartes het lichaam een soort machine zou zijn, zoals een klok of een automaat: hoe zou dat anders geëmotioneerd kunnen zijn? Hij meent dat passies niet zonder meer te onderdrukken zijn, maar slechts met veel beleid te beïnvloeden. Dit klopt weer niet met het beeld van Descartes als iemand die aan het denken een bijna onbeperkte macht toekent.
Moraal
In zijn tijd is Descartes met ”De passies van de ziel” vernieuwend. Hij benoemt emoties op zichzelf niet als altijd kwaad, maar als moreel neutraal. Ze behoren tot de menselijke natuur en kunnen zowel goed als slecht worden gebruikt. Hij bestrijdt dat emoties door denken altijd overbodig gemaakt kunnen worden, en dat het daarom het beste zou zijn ze te onderdrukken. Zijn werk loopt dus uit op een moraal. Zijn aanbeveling is een leven in ”generositeit”. De oorspronkelijke betekenis daarvan is ”adeldom”: het geheel van uitmuntende eigenschappen waarover men door geboorte en afkomst beschikt. Descartes gebruikt het begrip meer in de zin van ”waardigheid”, waarmee hij een leven in vrijheid en verantwoordelijkheid op het oog heeft.
Daarmee neemt hij afstand van Aristoteles’ ”fierheid” als deugd te midden van de twee ondeugden verwaandheid (te veel fierheid) en bescheidenheid (te weinig fierheid). Descartes zegt in dit verband dat „het geen moeite kost te geloven dat niet elke ziel die God in onze lichamen plaatst even edel en sterk is…” Maar wat men door geboorte tekortkomt, kan door opvoeding worden gecorrigeerd. Met een goed inzicht en een goed gebruik van de vrije wil „wekt men daarmee in zichzelf de passie van generositeit en kan men vervolgens de deugd van generositeit verwerven…” En die is de sleutel tot alle andere deugden en een algemeen middel tegen alle ontsporingen van de passies. Hier toont Descartes zich duidelijk een grondlegger van de radicale verlichting.
Het is bijna algemeen gebruikelijk het calvinisme te diskwalificeren met aanduidingen als „zeer principieel”, „zwaar op de hand”, „strenge opvoeding.” Dat gebeurt zelfs in dit overigens voortreffelijke boek. Aan te bevelen is ook tegenover het calvinisme generositeit, waardigheid in acht te nemen.
N.a.v. ”De passies van de ziel”, door René Descartes; vert., inl. en aant. Theo Verbeek; uitg. Historische Uitgeverij, Groningen, 2008; ISBN 978 90 6554 433 9; 232 blz.; € 27,50.