Van euthanasie tot Holocaust
Nadat Richard Evans al dertig jaar dagelijks met de Duitse geschiedenis bezig was, nam hij zijn besluit. Hij zou het boek gaan schrijven met daarin de complete, allesomvattende geschiedenis van nazi-Duitsland. Tien jaar later liggen er drie dikke pillen van samen bijna 3000 bladzijden.
Gebrek aan literatuur over de Tweede Wereldoorlog is er trouwens beslist niet. Enkele jaren geleden bevatte een inventarisatie maar liefst 37.000 titels. „Vooral in het Duits bestaan er verzamelwerken. Maar die zijn vaak niet volledig of concentreren zich op één aspect. Er zijn ook wel korte introducties, soms zelfs bijzonder goede. Maar ik wilde graag het complete panorama bieden.”Inmiddels weet de Britse hoogleraar wat voor inspanning het kost om drie delen van elk zo’n duizend pagina’s te schrijven. „Het was jarenlang keihard werken.”
Prof. Evans doceert al sinds begin jaren zeventig docent Duitse geschiedenis aan diverse universiteiten. „Zodoende bleef steeds ik op de hoogte van het lopende onderzoek en bleef ikzelf materiaal verzamelen. Vooral natuurlijk vanuit Duitsland zelf.”
Je zou zeggen: Valt er na 37.000 geschriften nog iets nieuws te zeggen?
„Ja, want er komen steeds nieuwe dingen naar voren. Het nazisme in Duitsland is het meest onderzochte onderwerp uit de geschiedenis. Toen ik aan deze boeken werkte, kwam er een brief boven water waarin Albert Speer vertelt dat hij aan het eind van de oorlog bij de toespraak was waarin Himmler vrij openlijk opriep tot de moord op de Joden. Terwijl hij dat later heeft ontkend.
Bovendien zijn er golven in historisch onderzoek. Vroeger werd er veel geschreven over de aanloop naar het nazisme. Later hebben juist de jaren dertig zelf met ontwikkeling van het Hitlerregime aandacht gekregen. En tegenwoordig besteedt men veel energie aan het verloop van de oorlog. Aan al deze perspectieven heb ik een deel besteed.
Ook inhoudelijk heb ik een eigen perspectief. Veel onderzoekers zeggen dat het naziregime aanvankelijk niet terroristisch van aard was. Pas later zou dat zijn veranderd. Ik zie dat anders. Vanaf het begin zat het geweld in de kern van het regime en was dit ook nodig om de zaak overeind te houden. In 1935 zaten er al 2000 mensen om politieke redenen in concentratiekampen. Gaandeweg werd dit geweld alleen maar erger.”
U schrijft in een inleiding dat u soms geschokt en gedeprimeerd was over wat u vond.
„Vooral toen ik me verdiepte in het sadisme waarmee de Duitsers in Polen optraden. De behandeling van de bevolking –en vooral de Joden daar– is werkelijk schokkend.”
Hoort dit niet bij de gebruikelijke stress waaronder soldaten oorlogvoeren?
„Nee. Het was een makkelijke veldtocht. Bij het mooiste weer marcheerde men het land binnen. Het heeft meer te maken met de haat die de Duitsers al vanuit de negentiende eeuw hadden tegen de Slavische volken. En de Joden in Polen waren –in tegenstelling tot die in Duitsland– vaak heel armoedig. De nazi’s gebruikten de Slavische Joden in hun propaganda. Ik citeer in mijn boeken nogal eens dagboeken en brieven van soldaten. De diepe afkeer druipt daarvan af.”
U beschrijft in uw laatste boek zowel uitgebreid het euthanasieprogramma op de gehandicapten als de massamoord op de Joden. Zit daar een verband tussen?
„Ja. Hitler had al voor de oorlog bedacht dat hij de gehandicapten uit de weg wilde ruimen, want de zorg voor hen was verspilde moeite. In 1939 ging een groep technici daarvoor gaskamers ontwerpen. Aanvankelijk vooral met autogas.
Het begon met het doden van kinderen. Die werden opgeroepen voor een speciale behandeling ergens ver weg, waar ze geen bezoek konden krijgen. Enkele maanden later kregen de ouders een overlijdensbericht.
Later werden er ook volwassenen bij betrokken. En het waren echt niet allemaal zwakbegaafden. Het betrof ook alcoholisten en mensen die gewoon nogal lastig waren.
Dat ging zo een paar jaar door. In totaal werden er 70.000 mensen omgebracht. Alles in het diepste geheim. De mensen die erbij betrokken waren, werkten veelal onder valse namen, waarschijnlijk toch uit angst en schuldgevoel.
Hoewel men alles deed dit geheim te houden, begon het na verloop van tijd natuurlijk wel op te vallen. In de loop van 1941 ontstond er grote onrust bij families, in kerken en zelfs in justitiekringen. De rooms-katholieke kardinaal Von Galen riep openlijk op hiermee te stoppen. De regering begreep dat men het programma moest onderbreken om steun van de bevolking te houden.
Maar de techniek van de gaskamers was er op dat moment. De medewerkers werden naar het oosten gevoerd, naar Treblinka en Sobibor. Daar zetten ze hun werk voort, nu alleen gericht op Joden, en op veel grotere schaal.”
In 1941 werd de film ”Ich klage an” geproduceerd, waarin vrijwillige euthanasie bij ondraaglijk lijden werd aangeprezen. Wilde men daar naartoe?
„Toch niet. Het naziregime was er niet opuit rechten aan individuen te verlenen. Men wilde het volk en het ras versterken. Euthanasie was geen instrument voor individualisme, maar voor nationalisme. In dit kader stond ook de gedwongen sterilisatie bij 400.000 mensen.
Die film is een prachtillustratie van Goebbels’ propaganda. Hij bracht de boodschap in een jasje van vermaak. In ”Ich klage an” speelt een mooie vrouw, een pianist, die multiple sclerose krijgt. Zij vraagt om euthanasie. Toch is bekend dat de mensen in de bioscoop de link met euthanasie op gehandicapten goed doorhadden. Men reageerde zeer sceptisch.”
Ondanks de nieuwe gaskamers werden ook veel Joden met de kogel omgebracht.
„Ja, ik schat dat er zo’n 1,5 miljoen zijn doodgeschoten. Vooral in het begin gebeurde dat, toen er nog niet zulke grote en effectieve gaskamers waren. Maar tot het laatst van de oorlog kwam het voor dat er lange rijen van honderden, duizenden Joden werden neergeschoten.
De nazi’s verkozen de gaskamers, omdat men zag dat de psychische druk op de betrokken SS’ers te groot werd. Die soldaten schreven ook brieven naar huis en dan keek de buitenwereld te veel mee.”
Waarom riep de moord op de Joden niet zo veel verontwaardiging op als het euthanasieprogramma?
„Een belangrijke factor was dat de Joden –hoe goed geïntegreerd ze ook waren– geen deel uitmaakten van Duitse families. Die invalide mensen hadden echt Duitse vaders en moeders.”
Is er misschien nóg een verband tussen de moord op gehandicapten en die op Joden, namelijk dat doden geen misdrijf was?
„Zeker. Beide dienden het doel het arische ras wereldwijd leidend te maken. De kracht van dat ras werd aan alle kanten verheerlijkt. Jonge Duitsers werden gestimuleerd gezond te leven en vooral stoer te zijn. Ze deden daarom aan sport, maar rookten en dronken ook.
Tegelijk was men eropuit de dreigingen voor dit ras uit te schakelen. Zigeuners bijvoorbeeld werden gezien als criminelen, homoseksuelen als zwakkelingen en Slaven als een obstakel tegen uitbreiding van Duitsland in het oosten.
Wereldvijand nummer één waren natuurlijk de Joden. De nazi’s zeiden dat Churchill, Roosevelt en Stalin allen deel uitmaakten van een Joodse samenzwering.
In de nazistische visie stond dus de ene groep mensen boven de andere. Zodoende kon Josef Mengele in het kamp rustig gevangenen laten doden om materiaal voor zijn promotieonderzoek te verzamelen. Zodra je mensen verdeelt in über- en untermenschen, opent dat de deur naar grote misdrijven.
Toch beseften ook de Duitsers dat de Holocaust een misdaad was. Daarvoor zijn diverse bewijzen. Er is een speech van Himmler waarin hij het publiek meevoerde naar het punt van de vernietiging van de Joden en zo al zijn luisteraars medeplichtig maakte. Men besefte heel goed dat de wereld deze uitroeiing zou kwalificeren als misdadig.”
Aan het eind van uw boek gaat u uitgebreid in op de massale zelfmoorden onder zowel Duitse militairen als burgers. Hebben die ergens in de geschiedenis een parallel?
„In het Romeinse Rijk was het heel normaal dat een overwonnen officier zich in zijn eigen zwaard wierp. In Japan had dit ook een lange traditie. Het naziregime had eerst het verbod op zelfdoding opgeheven. Maar de schaal waarop aan het eind van de Tweede Wereldoorlog zelfmoord werd gepleegd, was nog niet eerder gezien. Alle leiders hebben zichzelf gedood, soms zelfs samen met hun kinderen.
Men kon zich geen leven zonder nationaalsocialisme voorstellen. De gedachte aan zo’n toekomst bracht hen in verwarring. Zonder deze ideologie had het leven geen waarde.
Eergevoel speelde hierbij mee. Gevangene zijn van het Rode Leger was de grootste vernedering. Ook veel Joden pleegden zelfmoord om ten minste een waardige dood te sterven.”
Vandaag wordt zelfdoding niet als iets heldhaftigs gezien. Hoe keken de nazi’s aan tegen leven en dood?
„De enkeling telde in het nazisme niet, alleen Volk en Reich. Dat verandert je hele waardesysteem. Van Hitler werd na zijn dood door de achterblijvers gezegd dat hij stierf als martelaar voor de troepen. Daarbij moet je echter ook zeggen dat er in het nazisme een doodscultus bestond.”
U schrijft dat Hitler uiteindelijk ook met de christelijke kerk wilde afrekenen. Welke plannen had hij daarvoor?
„Dat wilde hij na de oorlog oppakken. Tijdens de oorlog zelf had hij de steun van de kerken nog hard nodig. Op zijn minst zouden de kerken onder streng toezicht komen. Zelf was Hitler ongelovig. Zijn spreken over de voorzienigheid en voorbestemming moet je niet in christelijke zin opvatten.
Aanvankelijk hoopten de nazi’s het christendom op te nemen in het nationaalsocialisme. Halverwege de jaren dertig was al duidelijk dat dat niet ging lukken, op een paar uitzonderingen na. Vooral de rooms-katholieken waren lastig. Die hadden enerzijds contact met geloofsgenoten wereldwijd, en waren door de vele rooms-katholieke scholen ook zeer vertakt in de samenleving.
Tegelijk meende Hitler dat het probleem van het christendom zich vanzelf zou oplossen. In een tijd van kennis en wetenschap zou men mythes wel vrijwillig achter zich laten. Dat hebben veel mensen gedacht. Inmiddels weten we dat het niet zo werkt.”
N.a.v. ”Het Derde Rijk. Oorlog”, door Richard J. Evans; uitg. Het Spectrum, Houten, 2009; ISBN 978 90 712 06 597; 1015 blz.; € 49,95.