Pleidooi voor behoud nucleaire technologie
Nucleaire technologie is vanuit economisch en technologisch oogpunt te waardevol om opzij te schuiven. Cap Geminy Ernst & Young (CGEY) noemt in het woensdag gepresenteerd rapport ”Trends in energy 2003” verschillende argumenten om kerncentrales open te laten.
Het onderzoeks- en adviesbureau wijst erop dat kernenergie „operationeel emissievrij” is en daardoor bijdraagt aan het halen van de Kyoto-doelstellingen. Deze beogen de uitstoot van veronderstelde broeikasgassen aan banden te leggen. „Verder is kernenergie behoorlijk goedkoop. Bovendien is deze technologie veilig in bedrijf.”
Volgens de onderzoekers is vervanging van kolengestookte centrales door schonere aardgascentrales mogelijk. Dit lijkt echter niet te stroken met de „in de liberalisering zo gepropageerde lagere elektriciteitsprijzen. Daarnaast zorgt kernenergie in Europa voor meer diversiteit in opwekvermogen en vermindert het de externe afhankelijkheid voor wat betreft energie.”
Kernenergie voorziet in slechts 2 procent van de Nederlandse energiebehoefte. Het jaarlijks verschijnende rapport vraagt daarom aandacht voor de bijkomende voordelen van nucleaire technologie, bijvoorbeeld in geneeskundige toepassingen. „Overigens rijmt de afschaffing van atoomenergie niet met het streven de Nederlandse samenleving om te vormen van een industriële naar één die op kennis en diensten is gebaseerd.”
Trok CGEY vorig jaar de conclusie dat Nederland in toenemende mate van buitenlandse stroom afhankelijk raakt, ditmaal onderstrepen de onderzoekers deze veronderstelling. Bij de huidige groei van het stroomverbruik van zo’n 2,7 procent per jaar is het op korte termijn gedaan met zelfvoorziening.
Naar de huidige inzichten zal de Nederlandse energievraag in 2006 22.500 Mw bedragen. Pas in dat jaar zal er volgens de onderzoekers een flinke toename zijn in opwekcapaciteit. De totaal beschikbare productiecapaciteit is momenteel 23.010 Mw. De onderzoekers vinden het realistisch met een doorsnee productiecapaciteit van 85 tot 95 procent rekening te houden. Zonder import schiet het aanbod dus tekort.
Ook besluitvorming over de Nederlandse stroomproducenten zelf vindt steeds vaker plaats in het buitenland. „Momenteel is 70 procent van de Nederlandse opwekkingscapaciteit al in buitenlandse handen. De consolidatie op Europees niveau zal doorgaan”, aldus onderzoeker T. Fens.
Hij vindt het merkwaardig dat de Nederlandse overheid weinig oog heeft voor de situatie dat Europa weliswaar op weg is naar een geliberaliseerde markt, maar dat verschillende landen intussen hun eigen burgers en ondernemingen voortrekken. In Duitsland is er een wettelijke regeling in de maak om vast te leggen dat Duitse klanten voorrang hebben. Ook België en Frankrijk zijn actief op dit vlak. „Nederland neemt een risico door op dit gebied minder actief te zijn.”
Zo is in Duitsland 16.000 Megawatt afkomstig van windmolens. Fens: „Als die stilvallen door weersomstandigheden, schiet de stroomprijs op de APX (elektriciteitsbeurs Amsterdam Power Exchange) steil omhoog. Het is de vraag of dat erg is. Maar Nederland moet zich wel goed bewust zijn van mogelijke gevolgen van afhankelijkheid van import.”
In Zweden en Italië doet zich een vergelijkbare situatie voor. Volgens de onderzoekers is de afhankelijkheid van stroomimporten niet dramatisch. Maar het vereist wel dat producenten, stroomleveranciers en (groot)verbruikers in verschillende landen elkaar goed informeren.