Spiegel
Jacobus vergelijkt Gods Woord bij een spiegel, waarin zij die ogen gekregen hebben om recht te zien, twee gedaanten zien: de gedaante van God, waarmee wij in overeenstemming behoren te zijn, en onze eigen natuurlijke gedaante. In die spiegel zien we wie wij van nature zijn en hoe ver wij afgeweken zijn van het eerste patroon: het beeld van God, waarnaar wij geschapen waren.Het woord in onze tekst gaat ons allen aan, maar in het bijzonder jonge mensen, die onderworpen zijn aan ongeregelde lusten, terwijl het goed is dat men het juk in zijn jeugd draagt. O, het is zo’n zeldzame zaak, jonge mannen te vinden als Jozef en Samuël, die als een Nazarener leefden en de Heere waren toegeëigend. Terwijl nu zo velen zichzelf de duivel hebben toegeëigend, zoals de zonen van Eli, die de bestraffing van hun vader veracht hebben.
Er zijn nu veel jonge mensen die het Woord niet kunnen verdragen. Daardoor verachten ze het medicijn dat David bij ervaring zeer krachtig had bevonden om de ongeregeldheden van de jeugd te genezen. De eerste vruchten van het land moesten in Israël aan de Heere worden geofferd. Zo is het dan ook een kwade zaak dat de jeugd haar eerste vruchten aan de duivel offert door de dienst in de zonde, en de oude jaren aan de Heere geeft. De wereld gaat voorbij, maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.
William Cowper, predikant te Perth
(Al de werken, 1623)