Buitenland

Iran niet toe aan opstand tegen ayatollahs

De campus van de universiteit van Teheran leek in brand te staan toen studenten vorige maand in opstand kwamen tegen het Iraanse religieuze establishment. Maar ineens was het voorbij en gingen de betogers terug naar de collegebanken. Alleen een paar zwartgeblakerde plekken op straat herinneren aan het protest en de vraag dringt zich op hoe zoveel vuur zo snel kan doven.

Door Brian Murphy
15 January 2003 10:46Gewijzigd op 14 November 2020 00:04
TEHERAN - Iraanse studenten tijdens een van hun demonstraties in Teheran. - Foto EPA
TEHERAN - Iraanse studenten tijdens een van hun demonstraties in Teheran. - Foto EPA

Bij nadere beschouwing kan het verloop van het protest, opgeroepen door het doodvonnis tegen een geliefde professor, daar antwoord op geven. De verschillende stadia waarin het zich ontwikkelde laten duidelijk zien hoe Iran er op dit moment voorstaat en waarom de voorspelling over een gewelddadige omwenteling van de macht niet is uitgekomen. „De reus is nog niet echt in beweging gekomen”, zei Saeed Laylaz, een politiek waarnemer in Teheran.

De grootste bedreiging van de 24 jaar oude Iraanse theocratie zijn niet de studenten, maar de Iraanse middenklasse met diens problemen: gebrek aan banen, economische malaise en een groeiend gevoel dat het land de boot gaat missen als het niet snel aansluiting zoekt bij de rest van de wereld. Irans isolement kan nog worden versterkt als de Amerikanen oorlog gaan voeren tegen Irak en Saddam Hussein afzetten. Irak zou dan mogelijk weer tot de internationale gemeenschap worden toegelaten en Iran en zijn ayatollahs zouden hopeloos achterblijven.

„De grote vraag is of dit algehele gevoel van onbehagen zich ooit zal omzetten in een geloofwaardige kracht die het kan opnemen tegen het regime”, zei Laylaz. „De gemiddelde Iraniër moppert veel, maar doet weinig.”

Het was niet de eerste keer dat het regime werd uitgedaagd. In juli 1999 vielen islamitische knokploegen en leden van de ordediensten studenten aan die op de universiteit van Teheran tegen verdere muilkorving van de pers demonstreerden. Het optreden, waarbij één student overleed, lokte de ernstigste straatgevechten uit sinds de islamitische revolutie van 1979. Maar ook toen bleef een echte omwenteling uit. Na een week was het gedaan en konden de geestelijken hun heerschappij bijna zonder beperking voortzetten.

Ditmaal was het protest minder fel, maar toonden de studenten meer doorzettingsvermogen. Aanleiding was het doodvonnis tegen Hashem Aqhajari, professor geschiedenis aan de lerarenopleiding van de universiteit, die vraagtekens had gezet bij enkele van de leerstellingen van de islamitische geestelijken. Demonstraties op de universiteit van Teheran sloegen over naar andere universiteiten in het land. En algauw richtte het protest zich niet meer alleen op het vonnis tegen Aqhajari, maar tegen de hele heersende macht. ”Dood aan de dictatuur”, werd er gescandeerd en sommige demonstranten droegen stroppen mee om duidelijk te maken dat niet Aqhajari, maar de islamitische leiders verdienden te worden opgehangen.

De protesten bloedden dood toen de hoogste leider van het land, ayatollah Ali Khamenei, ingreep en de rechterlijke macht opdroeg het vonnis te herzien. Een uitspraak moet nog komen.

„De studentenbeweging is een authentieke kracht die zich verzet tegen despotisme, of het nu wordt uitgeoefend in naam van religie of iets anders”, zei Akbar Atri, een van de organisatoren van het protest, die twee dagen door de politie werd vastgehouden. „Het establishment heeft de boodschap ontvangen.”

Maar het establishment heeft meer meegekregen: het geruststellende besef dat het grote publiek nog niet rijp is voor gewelddadige confrontaties. Op de campussen zinderde het, maar op straat was het rustig. Er waren geen maatschappelijke groepen, zelfs niet de meest kritische, die het voor de demonstranten opnamen toen die werden geslagen en gevangengezet. Velen waren zelfs bang dat het studentenprotest afbreuk zou doen aan de hervormingsbeweging. „Het bewind heeft dit kunnen uitzitten zonder noemenswaardige aantasting van zijn macht”, zei Ehsan Ahrari, een in de VS woonachtige Iraanse politieke deskundige.

De regerende geestelijkheid heeft de afgelopen jaren selectieve concessies gebruikt om problemen te weren. Maatregelen ter vergroting van de sociale vrijheid, zoals onbeperkte toegang tot internet en minder strenge kledingregels voor vrouwen, werden genomen met een duidelijk oog op de bijzondere demografische kenmerken van het land: de helft van de 65 miljoen Irakezen is onder de 25. Aan andere groepen worden er praktisch geen concessies gedaan. Hervormingsgezinde journalisten of andere critici van het bewind worden bij het minste of geringste op de vingers getikt.

Klachten over de economie zijn echter niet te onderdrukken. Volgens sommige analisten bedraagt de werkloosheid 40 procent. Het Iraanse planbureau schat dat 15 procent van de gezinnen in het land, de op één na grootste OPEC-producent, onder de armoedegrens leeft. „Wij proberen de Iraanse cultuur te veranderen”, zei Mojtaba Najafi van de hervormingsgezinde Islamitische Bond van de Allameh-universiteit in Teheran. „De mensen moeten niets minder eisen dan democratie en echte leiders, geen religieuze fanatici. Wij proberen het land wakker te schudden.”

De volgende gelegenheid dat de weerstand van het regime op de proef zal worden gesteld zal waarschijnlijk in het parlement zijn. President Mohammad Khatami gaat daar twee wetsontwerpen presenteren die de pijlers onder de macht van de geestelijkheid uit willen halen: haar bevoegdheid om politieke kandidaten naar eigen goeddunken af te wijzen en haar zeggenschap over rechtspraak, leger en politie.

Wanneer de wetsontwerpen in stemming komen is niet bekend. Als zij worden aangenomen, wat te verwachten is, zou dat een pijnlijke nederlaag betekenen voor de conservatieven. Als zij proberen de veranderingen tegen te houden riskeren zij echter de bevolking tegen zich in het harnas te jagen.

De studenten beraden zich intussen op hun volgende zet. Zij staan onder zware druk van de conservatieve autoriteiten om plannen voor een referendum onder studenten over de vraag of godsdienst en politiek mogen samengaan, af te gelasten.

„De machthebbers zijn o zo bang”, zei Morteza Zavarzadegan, een studentenleider aan de Allameh-universiteit. „Zij weten wat het antwoord zal zijn: nee.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer