Als je vader een moordenaar is
„Als je een hongerige zeearend zou zijn, en je vloog in deze stormnacht laag boven zee, dan zou je dit zien: hoge, zwarte golven die naar je graaien, en brede schuimkoppen die wit oplichten in het donker. Overal in de zee zie je wrakhout drijven. En daartussenin een halfdode jongen.”
Het derde historische jeugdboek van Rob Ruggenberg begint voor de kust van Amerika, oktober 1642. De jongen die aan het strand spoelt, Peye, is een van de weinige overlevenden van het schip De Bonte Spegt, dat schipbreuk heeft geleden. Peye is in Amsterdam als scheepsjongen aan boord gegaan, op weg naar de Nieuwe Wereld. Hij heeft van iemand gehoord dat zijn vader niemand minder is dan de directeur-generaal van Nieuw-Amsterdam: Willem Kieft. Zijn moeder Catryn Davids werkte ooit onder hem als dienstmeisje. Nu probeert ze als prostituee het hoofd boven water te houden.Op het strand van Noord-Amerika wordt het stille lichaam van Peye gevonden door een indianenmeisje, Waupatukway (jong hert) geheten. Zij aarzelt eerst om Peye te helpen. Als ze verstandig is, blijft ze van hem af, want „witte mannen brengen nooit iets goeds”, denkt ze. Maar omdat Peye nog zo jong is, kan ze het niet over haar hart verkrijgen hem achter te laten. Ondanks de grote cultuurverschillen ontstaat er een vriendschap tussen die twee. Later komt er een derde, de ontsnapte jonge slaaf Manuel, bij.
In de gesprekken die zij met elkaar voeren laat Ruggenberg goed het indiaanse perspectief op de blanke kolonisten naar voren komen. „Jullie stelen ons land”, zegt Waupatukway. „Jullie schieten op ons met knalstokken en jullie vergiftigen ons met brandend water.”
De slaaf Manuel spreekt zijn blanke vriendje in het begin consequent aan met ”baas”:
„„Waarom noem je mij steeds baas?”
„Dat moet baas.”
„Van wie moet dat?”
„Ik moet alle witte mensen baas noemen, baas” zei de jongen.
„Nou, ik heet Peye. Ik heb liever dat je mij Peye noemt”, zei Peye.
„Goed baas”, zei de jongen.”
Meedogenloos
Het boek ”Manhatan” speelt zich af in Nieuw-Amsterdam in de zeventiende eeuw. Daar zwaait directeur-generaal Willem Kieft van 1638 tot 1647 de scepter. Zijn wrede oorlog tegen de indianen is nauwelijks tot de Nederlandse geschiedschrijving doorgedrongen. Ruggenberg zet het meedogenloze beleid van de man scherp neer. Kieft geeft opdracht om een indianendorp uit te moorden, midden in de nacht, als alle mensen slapen.
Na de slachting bezoekt Waupatukway de plaats des onheils. Stil, zonder geluid te maken, zwerft ze daar rond. Een magere hond die achter een verbrande tent in de grond wroet, schrikt van haar en vlucht met de staart tussen zijn poten weg. Waupatukway probeert niet naar de lichamen te kijken die overal verspreid liggen. Het ergst vindt ze de dode kinderen. Voor indianen zijn kinderen bijna heilig. Zelfs als indianen een vijandige stam aanvallen, raken ze de kinderen nooit aan. Daarom begrijpt Waupatukway niet waarom de blanke soldaten hier zelfs de allerkleinste kinderen hebben gedood.
Later, als ze het kamp achter zich heeft gelaten, probeert ze de beelden te vergeten. „Terwijl ze liep keek ze naar de wolken en naar de besneeuwde velden om haar heen, in de hoop dat ze haar geest kon bevrijden van de beelden van de dode mensen. Maar wat ze ook probeerde, ze zag steeds de kinderen voor zich, de baby’s, de kleuters die in hun slaap waren vermoord.”
Ds. Bogardus
De drie kinderen zijn van dichtbij getuige van het ruwe leven in Nieuw-Nederland. En ze zijn zeker niet de enigen die gruwen van de moordpartij: dominee Bogardus trekt vanaf de kansel van leer tegen een „oorlogszuchtig persoon.” „„Jarenlang hebben wij ons in het zweet gewerkt”, preekt hij’. „Wij hebben de wildernis omgekapt, de grond geploegd en gemaakt tot een sieraad van het land. De indianen leefden vredig met ons samen. Ze hielpen ons. Dit alles wordt nu door een oorlogszuchtig persoon in de as gelegd.””
Bij alle ellende bekruipt Peye een extra naar gevoel: zou zijn eigen vader zo’n schoft zijn, zo’n hardvochtig monster, die mannen, vrouwen en kinderen in hun slaap ombrengt?
Ruggenberg heeft eerder laten zien dat hij spannende historische jeugdboeken kan schrijven, die tegelijk historisch verantwoord zijn. Zijn ”Het verraad van Waterdunen” speelt in de Tachtigjarige Oorlog, en ”De slavenhaler” vertelt het ontluisterende verhaal van de slavenhandel. Het is zijn verdienste om de minder fraaie kanten van de hooggeroemde Nederlandse VOC-mentaliteit op een indringende manier voor het voetlicht te brengen. Zo ook weer in dit boek ”Manhatan”.
In de verantwoording geeft hij de nodige historische informatie. De hoofdpersonen Peye en Waupatukway zijn verzonnen, maar de meeste andere personen in ”Manhatan” hebben echt bestaan. Willem Kieft bijvoorbeeld lag inderdaad in de clinch met dominee Everardus Bogardus. Deze diende bij de bestuurders van de West-Indische Compagnie een klacht tegen het beleid van Kieft in. Beiden werden teruggeroepen naar Nederland. Alleen leed het schip waarop ze voeren schipbreuk en verdronken ze, samen met veel andere mensen. Ook de strafzaak tegen de homoseksueel Jan Creoly heeft zich in werkelijkheid afgespeeld zoals Ruggenberg beschrijft – het vonnis is precies op die manier voltrokken.
Donkere huidskleur
In een reservaat aan de zuidkust van Long Island (het Lange Eiland) woont tegenwoordig een grote groep zwarte indianen. Deze Unkechaugstam verstond en sprak rond 1740 nog Nederlands. Niemand weet een verklaring voor de donkere huidskleur van de ongeveer 300 gezinnen. Een dergelijk gegeven verwerkt Ruggenberg aan het slot van zijn verhaal, als de zwarte jongen Manuel en het indianenmeisje Waupatukway samen op weg gaan:
„Als je een zeearend zou zijn, en deze ochtend langs de kust van Manhatan zou vliegen, dan zou je dit zien: een smalle kano, midden op de rivier, met daarin een zwarte jongen en een halfnaakt indianenmeisje. En je zou iets zien schitteren, iets wat je niet kent. Als je dan nieuwsgierig zou zijn, zoals in je aard ligt, en lager zou gaan vliegen, dan zou je zien dat de jongen af en toe over zijn wangen wrijft, alsof er waterspetters op vallen ” maar het kunnen ook tranen zijn. En dan zou je ook zien dat het meisje af en toe haar peddel neerlegt en in de verte staart, alsof daar voor hen beiden een betere toekomst ligt.”
N.a.v. ”Manhatan”, door Rob Ruggenberg; uitg. Querido, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 451 0764 6; 294 blz.; € 14,95.
manhatan.nl.