Verootmoediging therapie tegen geesteloosheid
Het is de vraag of de gereformeerde gezindte nog leeft, aldus dr. C. A. van der Sluijs (RD van 28 april). Teun van der Weijden deelt de diagnose, maar wil ook een oplossing aanreiken.
Ik deel de zorgen van Van der Sluijs over het geesteloze karakter van de gereformeerde gezindte. Maar hoe geestelijk of geesteloos ben ik zelf? Durven we onszelf eerlijk te onderzoeken voor het aangezicht van God? Dat is noodzakelijk alvorens met de vinger naar een ander te wijzen.Het is zelfs beter helemaal niet met de vinger naar de ander te wijzen. „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”, zegt onze Heiland (Mattheüs 7:1). Laten we collectief tot inzicht komen hoe geesteloos Gods gemeente in Nederland is. De ”kracht van omhoog” wordt gemist. Te weinig wordt beseft dat we collectief Gods Geest hebben bedroefd en dat we collectief tot belijdenis van onze gemeenschappelijke schuld moeten komen.
In Gods Woord vinden we daarvan voorbeelden bij Ezra, Daniël en Nehemia. Als Nehemia het bericht hoort over de desolate situatie in Juda en Jeruzalem, dan werpt hij zich neder voor het aangezicht van God. Hij zegt: „Ook ik, en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd” (Nehemia 1:6). Dus ”ik” en ”wij”!
Scholastiek en Grieks denken –zoals Van der Sluijs aangeeft– filosoferen en redeneren, ruzie en twist, menselijke dogma’s en menselijke inzettingen hebben ons ver afgebracht van de eenvoudigheid die in Christus is. In de brief aan Sardis wordt deze gemeente getekend als kinderen van God die de naam te hebben te leven, en toch dood te zijn. Aangrijpend! Dit mag toch een kind van God niet onberoerd laten?
Ik meen te proeven dat het broeder Van der Sluijs ook niet onberoerd laat. Maar hoe eindigt de brief van Sardis? Niet in mineur! Maar: Die overwint…! Leven in overwinning. Hoe belangrijk is het als kind van God te leven vanuit het feit dat ik in Christus geborgen ben. En als ik dat –door genade alleen!– mag weten en geloven dan is er toch ook een verlangen om ook te wandelen zoals Hij gewandeld heeft? (1 Joh. 2:6). Niet op een wettische wijze van allerlei regeltjes en wetten, maar een leven in en uit Christus.
Tucht
Broeder Van der Sluijs stelt een juiste diagnose, maar er is ook een therapie. Die ligt verklaard in 2 Kronieken 7:14 waarin God ons ook vandaag oproept om ons te verootmoedigen, ons te bekeren, Zijn aangezicht te zoeken en te bidden. Dan wil God ook vandaag herstel geven. Of zijn we ”arminiaan” als we elkaar oproepen tot verootmoediging en gebed?
En wat betreft het onderscheid tussen historisch geloof en zaligmakend geloof, daarin kunnen wij het hart niet aanzien, maar moeten we naar de vruchten kijken. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen en een kwade boom geen goede vruchten. Wie met zijn hart in de Heere Jezus gelooft, en dit met zijn mond belijdt, die zal zalig worden (Romeinen 10).
Maar dan is er wel de tucht nodig binnen Gods gemeente, en die wordt zeer gemist. Nee, niet als iemand zondigt tegen het zevende gebod. Zo iemand wordt wel onder censuur gezet. Maar als iemand lastert, roddelt, of hoogmoedig of oneerlijk handelt, wordt de tucht niet gehanteerd.
Laten wij ons allen bekeren en bidden: „Heere, bekeer ons tot U, dan zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als vanouds” (Klaagliederen 5:21).
De auteur is lezer te Dordrecht.