Laat het kind met rust
Onze kennis over het gedrag van kinderen is groter dan ooit. Dat heeft echter geleid tot een soort aangeprate angst voor alles wat mis kan gaan, stelt dr. Gerrit Breeuwsma. We moeten kinderen meer met rust laten en vertrouwen hebben in hun spontane ontwikkelingskracht.
In de psychologie wordt de kindertijd gezien als de periode waarin je persoonlijkheid wordt gevormd. Maar dat stelt ons ook voor een probleem, aangezien de kindertijd bij uitstek de periode is waar we, uit de eerste hand, weinig vanaf weten. Onze oudste herinneringen dateren meestal uit de tijd dat we vier of vijf jaar oud waren. Ook voor de jaren daarna beschikken we slechts over flarden van herinneringen in een zee van vergetelheid.We zijn hierdoor in essentie vreemden voor onszelf. Het is ook een beetje de tragiek van ons leven. De eerste jaren van ons leven zijn een aaneenschakeling van eerste indrukken en unieke ervaringen – geen andere periode van ons leven kan daar tegenop – maar juist die opwindende tijd verdwijnt uit ons geheugen.
Die lacune in ons geheugen heeft ertoe geleid dat wetenschappers nauwkeurig het kind zijn gaan bestuderen. Een van de eersten die dat systematisch gedaan heeft is Charles Darwin. Darwin hield een babydagboek bij over zijn oudste zoon waarin hij minutieus zijn gedrag beschrijft. Dat werk is later voortgezet in de ontwikkelingspsychologie.
Sinds die tijd is er ongelooflijk veel ontdekt. Maar al die kennis heeft er paradoxaal genoeg juist toe geleid dat het kind vreemder is geworden. Veel vanzelfsprekend gedrag bleek opeens helemaal niet vanzelfsprekend. Zelfs achter relatief eenvoudig gedrag als huilen gaat een wereld aan betekenissen schuil. Hoe ouders met hun huilende baby moeten omgaan is onder pedagogen keer op keer een onderwerp voor meningsverschillen gebleken. En voor ouders een bron van zorg.
Door de toegenomen vreemdheid van het kind zijn ouders banger en onzekerder geworden. Opvoedhandboeken springen daarop in, maar versterken de onzekerheid op hun beurt ook weer. Vaak spreken deze boeken elkaar tegen, omdat kennis over het gedrag moeilijk te vertalen is in eenduidige richtlijnen.
Gps-systeem
Omdat ouders banger zijn geworden, is ook de bewegingsvrijheid van kinderen sterk afgenomen. Kinderen van nu zijn wereldwijs. Ze praten mee over van alles en nog wat. Maar de feitelijke bewegingsvrijheid is afgenomen. Mocht een kind dertig, veertig jaar geleden, op woensdagmiddag nog met zijn step alleen naar het plantsoen, zonder dat zijn ouders wisten waar hij uithing, tegenwoordig moet hij nauwkeurig zijn coördinaten doorgeven, zodat ouders weten waar ze zijn. Je kunt kinderen zelfs uitrusten met een gps-systeem.
Niet alleen de fysieke, ook de mentale bewegingsvrijheid van kinderen is afgenomen. Ouders willen van een school niet alleen weten wat voor cijfer hun kind op rekenen gehaald heeft, maar ook hoe hij of zij sociaal-emotioneel in elkaar steekt. Alle aspecten van het kinderlijk gedrag worden gevolgd.
Daardoor ontstaat de illusie dat je het gedrag van kinderen kunt controleren. Het gemak waarmee wordt gezegd dat we het optimale uit een kind moeten halen, suggereert dat van ieder kind het potentieel vastligt. Maar dat is niet zo: het potentieel van het kind ontstaat in de ontwikkeling zelf.
Het nauwlettend in de gaten houden van kinderen door ouders, onderwijzers en psychologen speelt ook een rol de grote toename van kindgerelateerde problemen. We zijn snel bereid kinderen van een etiket te voorzien. Erg drukke kinderen voorzien we van het stempel ADHD. Het lijkt alsof daarmee het probleem in kaart is gebracht, maar in feite zeggen we dat we niet we goed weten hoe we met het kind moeten omgaan.
Te veel aandacht voor het gedrag van kinderen werkt uiteindelijk averechts, omdat je ze hiermee enorm onder druk zet. Veel schoolgerelateerde problemen komen voort uit de neiging om kinderen in de mal van de school te persen. We moeten daar ontspannener mee omgaan; dan lukt het misschien ook leerlingen met meer succes in het onderwijs te houden.
Misdaad
Ik pleit ervoor om kinderen weer meer met rust te laten. Wij zouden het zelf bepaald niet aangenaam vinden als we de hele dag op onze nek gezeten werden. We zouden het ervaren als een enorme inbreuk op onze vrijheid. Maar bij kinderen vinden we dat normaal.
De Zweedse pedagoge en schrijfster Ellen Key zei een eeuw geleden: „Het kind niet met rust laten is de grootste misdaad der tegenwoordige opvoeding.” Sindsdien is de omvang van die ‘misdaad’ alleen maar toegenomen. We zouden er beter aan doen wat meer vertrouwen te hebben in de spontane ontwikkelingskracht van kinderen.
De auteur is universitair docent ontwikkelingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en auteur van ”Het vreemde kind. De kindertijd als sleutel tot onszelf” (Uitgeverij Bert Bakker, 2009).