Compromis mag onder voorwaarden
„Een christenpoliticus mag een compromis sluiten, ook als dat gaat over zaken die rechtstreeks met de Tien Geboden te maken hebben. Daaraan zijn wel twee voorwaarden verbonden. In de eerste plaats moet het compromis een duidelijke verbetering inhouden ten opzichte van de bestaande wettelijke situatie. Bovendien moet het perspectief aanwezig zijn dat het gewenste ideaal binnen handbereik is.”
Dat een christenpoliticus compromissen moet sluiten, staat voor oud-SGP-kamerlid Van den Berg als een paal boven water. De vraag is wat de grenzen van het compromis zijn. „Ds. G. H. Kersten, de oprichter van de SGP, heeft in zijn eerste rede in de Tweede Kamer, in 1922, gezegd: „Het parlement is een wereld van het compromis. Geen praktisch staatsman mag dit ooit uit het oog verliezen. Op één punt moet men onverbiddelijk zijn; daar past geen vergelijk, daar is aandoenlijkheid uit den boze, bij wat ingaat tegen het Woord des Heeren.” Kersten citeerde destijds overigens ARP-voorman Colijn.”
Mag een christenpoliticus dan geen compromissen sluiten die betrekking hebben op de normen uit de Bijbel?
„De grenzen die God in zijn Woord trekt, mogen we niet over.”
Maar als een compromis echt een stap in de goede richting is, moet een theocraat het dan ook af laten weten?
„Ik sta daar niet volstrekt afwijzend tegenover, maar het moet dan wel een duidelijke verbetering zijn van de huidige situatie, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving. Verder moet het perspectief zijn dat je ideaal binnen handbereik is. Het compromis mag geen eindpunt zijn. Maar ook dan doet het pijn, want je draagt dan medeverantwoordelijkheid voor een situatie die niet je ideaal is. Het ideaal van de SGP is immers dat eenieder in de samenleving luistert naar de Bijbel.”
Is er dan wel vrijheid voor andersdenkenden?
„Dan praat je over de spanning tussen het theocratisch ideaal en het postmoderne denken van de 21e eeuw. Die spanning is gigantisch. In feite is de participatie in onze parlementaire democratie, die niet uitgaat van de bijbelse normen en waarden, voor een theocratische partij al het accepteren van een levensgroot compromis. L. M. P. Scholten heeft in de jaren negentig terecht eens gezegd dat alle compromissen die SGP’ers moeten sluiten in dat licht verbleken.
Ondanks de Grondwet van 1848, die uitging van een zogenaamde neutrale overheid, bleef Groen van Prinsterer aan het politieke bestel deelnemen. Daarin werd en wordt nog steeds de ruimte geboden het eigen ideaal naar voren te brengen en indien mogelijk een keer ten goede te bewerken. Ds. Kersten deelde dat uitgangspunt van Groen.”
Wat denkt u van de scheidbrief die Mozes toestond?
„Triest dat het nodig was. De Heere Jezus keurde dit niet goed.”
De kanttekenaren zeggen bij Matthéüs 19:7 dat de overheid soms enige dingen moet toelaten om groter kwaad te voorkomen. Bent u het daarmee eens?
„Daar zit onze samenleving vol mee. Christenen mogen alleen medeverantwoordelijkheid dragen als er sprake is van een keer ten goede, maar niet als de praktijk steeds verder gaat afwijken van de bijbelse norm.”
Maar was de scheidbrief die Mozes toestond een keer ten goede?
„Dat durf ik niet te zeggen. Maar dit bijbelse gegeven kan geen legitimatie zijn om zonder meer compromissen te sluiten. Het is in feite de vraag in hoeverre je rekening moet houden met de hardigheid des harten. Mijn insteek daarbij blijft de theocratische roeping van de overheid. Het ideaal moet helder blijven en daar moet je aan blijven werken.”
Moet een theocraat rooms-katholieke erediensten toestaan?
„Daar gaat het debat over het politieke compromis anno 2003 niet over. De ruimte die ons bestel op het punt van de godsdienstvrijheid biedt, is in onze visie te groot. Dat was in 1922, toen de SGP in het parlement kwam, ook al zo. Dat was voor de oprichters kennelijk geen belemmering om te participeren. Dat is een onderdeel van het al eerder genoemde grote compromis dat toen is aanvaard. De grote vraag voor de politiek van vandaag is de doorwerking van de volkssoevereiniteit. Het ideaal blijft dat de gehele samenleving beantwoordt aan het Woord van God. Dat vereist een geestelijke ommekeer. Die bereik je overigens niet door overheidsoptreden. Niet door kracht of door geweld zal het geschieden, maar door de Geest van God. De kerk speelt daarin een essentiële rol.”
Is het toestaan van godsdienstvrijheid voor de SGP dus eigenlijk het accepteren van een compromis?
„Ik weet niet of je dit zo moet stellen. Een beter voorbeeld is de onderwijsvrijheid. Ons ideaal is een openbare school met de Bijbel, maar de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in de Grondwet, is onze werkruimte. Vanuit de ruimte die ons wordt geboden, willen we streven naar herkerstening van de samenleving.”
Nu de actualiteit. Stel: de SGP doet mee in de regering en de andere coalitiepartners stellen voor dat de Abortuswet precies volgens de regels wordt nageleefd -want dat gebeurt nu niet- en dat er betere voorlichting komt, zodat het aantal abortussen drastisch terugloopt. Dan ben je bezig met de beteugeling van het kwade. Moet de SGP daarop ingaan?
„Nee. De wet, zoals die er nu ligt, is qua normstelling onacceptabel, even afgezien van de naleving. Compromissen op dit punt zijn alleen acceptabel als het perspectief er is dat de wet van tafel gaat.”
Maar als nu het aantal abortussen wordt gehalveerd, wat dan?
„Als die wet op termijn niet van tafel gaat, blijf je instemmen met iets wat flagrant in strijd is met Gods gebod. Daar zou ik geen verantwoordelijkheid voor kunnen dragen.”
Stel dat de huidige Euthanasiewet verdwijnt en we gaan terug naar de situatie van voor de eerste helft van de jaren negentig, waarbij een verbod in het Wetboek van Strafrecht terugkomt, en in de Wet op de lijkbezorging wordt vastgelegd onder welke voorwaarden artsen eventueel euthanasie mogen toepassen. Hoe dan te handelen?
„Dat is een andere situatie dan bij het voorbeeld van de abortuswetgeving. In die zin dat de norm weer heel duidelijk vastligt. Maar het perspectief moet wel zijn dat de praktijk en de wet helemaal worden teruggedraaid.”
In de vorige kabinetsperiode heeft de SGP het moeilijk gehad met het al dan niet steunen van een amendement dat acht koopzondagen mogelijk zou maken in plaats van de twaalf die er anders zouden komen. Destijds is daar tegen gestemd, maar had u niet iets toe moeten laten om groter kwaad te voorkomen?
„Dat amendement was bedoeld om nog verdergaande verruiming tegen te gaan. Maar in de kern beschouwd was dat compromis een verslechtering ten opzichte van de toen geldende wettelijke situatie en daarom een stap in de verkeerde richting. Het perspectief op het bereiken van het ideaal was er ook niet. Integendeel, het was een eerste stap op een hellend vlak. Als je zo’n amendement steunt, heb je de volgende keer geen argument meer om tegen te stemmen. In feite ben je een principiële grens overgegaan. Ook het niet deelnemen aan een compromis kan een getuigenis tegen de tijdgeest zijn. Ik denk dat het sluiten van compromissen steeds meer een zaak van het geweten zal worden.”
Het tijdelijk afremmen is dus geen beteugeling van het kwade?
„Nee, dat is een legitimatie van het kwaad. In de praktijk werkt het als een motor om steeds verdergaande stappen te nemen en te legitimeren. De praktijk van de euthanasie is daarvan een duidelijk voorbeeld.”
Dit is het laatste deel van een tweeluik over het compromis in de politiek. Het eerste deel, een interview met prof. dr. T. M. Hofman, stond vorige week maandag in deze krant.