Opinie

Woonwagens

In wetenschappelijke discussies over afwijkend, deviant gedrag wordt veelal gesteld dat vormen van resocialisatie de laatste decennia sterk aan belang hebben ingeboet en vervangen zijn door controle, repressie en uitsluiting. Werd crimineel gedrag voorheen in hoofdzaak teruggevoerd op allerlei vormen van sociale deprivatie, thans ligt de nadruk op de diepgewortelde culturele kenmerken van de dader. In Sociologie (jaargang 5 nummer 1) analyseren Marianne van Bochove en Jack Burgers (Erasmus Universiteit) tegen die achtergrond het woonwagenbeleid in Dordrecht.

C.S.L. Janse
13 May 2009 07:47Gewijzigd op 14 November 2020 07:54

Zij constateren dat het vroegere woonwagenbeleid, dat gericht was op het wegwerken van achterstanden, niet succesvol was. Op de grote woonwagenkampen die met het oog op de resocialisatie waren opgezet, werd deviant gedrag de norm. Het werden no-goareas voor politie en ambtenaren. Een bijstandsuitkering werd door de bewoners als een basisuitkering beschouwd waarop men recht had.In later jaren werd op deze situaties gereageerd met grootschalige repressieve acties. Die werden echter gevolgd door een meer pragmatische, preventieve aanpak, gericht op het verkleinen van de woonwagenkampen en vermindering van uitkeringsafhankelijkheid en schooluitval.

Ook in Nederland zien we dus de opkomst van een politieke cultuur waarin een harde aanpak van criminaliteit en normovertredend gedrag centraal staat. Maar tot nog toe heeft dat niet geleid tot een louter repressief en op uitsluiting gericht beleid. Zelfs niet bij een zozeer afwijkende groep als de woonwagenbewoners. Dat is een gevolg van de padafhankelijkheid van het beleid. Nederland heeft nu eenmaal een lange traditie op het gebied van het resocialiseren van deviante groepen.

Drie sociologen van de Erasmus Universiteit analyseren in Christen Democratische Verkenningen (Lente 2009) de huidige jongerencultuur in relatie tot het gedachtegoed van de jaren 60 en 70. Destijds droomden jongeren van individuele vrijheid, persoonlijke authenticiteit en rebels non-conformisme. Om die te realiseren meende men dat een radicale transformatie van de samenleving noodzakelijk was. Men stond uitgesproken kritisch tegenover massaconsumptie en consumptiecultuur.

Sindsdien heeft de maatschappelijke hoofdstroom deze kritiek ge­absorbeerd. Merken werden voorzien van een jong, hip, avontuurlijk, rebels en non-conformistisch imago. Reclames appelleren aan dromen over vrijheid, authenticiteit en rebellie. Zodoende is de hedendaagse consumptiecultuur doordrenkt van het non-conformistische ethos van de tegencultuur.

Ook de nieuwe media spelen hierbij een belangrijke rol. Die zijn goeddeels ontwikkeld door een generatie postmaterialistische babyboomers. Jongeren gebruiken de virtuele wereld niet in de eerste plaats om informatie op te zoeken. De virtuele wereld heeft voor hen primair een sociale en expressieve functie. Cyberspace is de plaats waar jongeren laten zien wie zij zijn of wie zij willen zijn.

Door de anonimiteit van internet kunnen zij vrijelijk experimenteren met aspecten van hun identiteit die in het echte leven niet aan bod komen. Sociaal wenselijk gedrag kan men loslaten en gevoelens van schaamte en verlegenheid overwinnen. Jongeren presenteren zich soms als iemand van het andere geslacht en modelleren hun identiteit naar een ideaalbeeld dat zij ontleend hebben aan de media.

Met name de Web 2.0-applicaties bieden oneindig veel mogelijkheden voor zelfexpressie. Vooral jongens menen daar te kunnen zijn wie ze werkelijk zijn c.q. wie ze willen zijn.

In vergelijking met de jongeren­cultuur van de late jaren zestig is er zowel continuïteit als verandering. De dromen van toen zijn de dominante cultuur geworden. Het postmaterialisme onder jongeren is daarmee diep verankerd in het materialisme van de markt. Vandaar dat deze dromen de jongeren nauwelijks meer inspireren tot de strijd voor een betere wereld.

Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie en cultuurfilosofie aan de VU, geeft in Socialisme & Democratie (jaargang 66 nummer 4) een beschouwing over de economische crisis. De achterliggende jaren werd het geloof in de goede uitkomsten van de spontane marktwerking gecombineerd met een knieval voor de magie van het geld.

De banken hebben in hun euforie uitbundig nieuw geld beschikbaar gesteld voor de meest speculatieve fondsen. De financiële economie groeide niet alleen uit boven de reële economie, maar nam de reële economie in de houdgreep.

Inmiddels zijn grote banken die in de gevarenzone kwamen, genationaliseerd omdat de economie staat of valt met hun voortbestaan. Goudzwaard sluit echter niet uit dat het failliet gaan van de meest speculatieve banken meer voor de hand had gelegen. In ieder geval is het nu de tijd om een eind te maken aan de fundamentele dominantie van de wereld van het geld over de reële economie. Hij bepleit een economie die niet primair mikt op verdere groei van de massaconsumptie, maar veeleer op een aanmerkelijke groei van investeringen in het natuurlijke, humane en sociale kapitaal van de samenleving.

Dr. C. S. L. Janse is oud-hoofdredacteur van het RD

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer