Opinie

Evangelie schept zelf zijn eigen ‘antenne’

Evangelisatie in de 21e eeuw is geen gemakkelijke taak, maar wel een blijvende opdracht, stelt G. Baan. Christenen moeten opnieuw leren dat een positief resultaat van hun evangelisatiewerk niet in hun eigen handen ligt, maar in die van de Heere.

11 May 2009 10:18Gewijzigd op 14 November 2020 07:53
„Onze cultuur maakt de indruk dat ze ingeënt is tegen het ‘virus’ van het christelijk geloof.” Foto RD, Sjaak Verboom
„Onze cultuur maakt de indruk dat ze ingeënt is tegen het ‘virus’ van het christelijk geloof.” Foto RD, Sjaak Verboom

Het Evangelie doorgeven aan geseculariseerde mensen. Dat dit moeilijk is, ligt voor de hand. We leven in een post- of na­christelijke cultuur. Nederland is zendingsland geworden.Voor mensen die in zo’n cultuur leven, schijnt de christelijke boodschap niets nieuws meer te kunnen bieden. Hoewel ze er misschien nauwelijks meer iets van weten, lijkt hun die boodschap oud en afgezaagd: iets uit de oude doos van opa en oma, of van een groep mensen die alles bij het oude willen laten.

Toch hebben wij de opdracht om Gods Woord door te geven ongeacht de weerbarstigheid van onze omgeving. De Heere Jezus zegt in de brief aan Filadelfia: „Gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.”

In de Accentbijlage van 18 april stond een artikel van ds. P. den Ouden: ”Kerk tussen geheimenis en getuigenis”. Hierin wordt de vraag opgeworpen of er niet genoeg gesproken is in Nederland. En of de kerk de drempel naar de wereld niet moet verhogen, om zo beter haar geheim, de liefde van Christus, te bewaren.

Zeker is dat de kerk haar geheim als bruid van Christus heeft te bewaren. Dat blijkt ook uit de woorden aan de gemeente van Filadelfia. Maar dit hoeft toch geen tegenstelling te zijn met haar opdracht Gods Woord aan de wereld te verkondigen?

De Heere gaf bij de zendings­opdracht toch geen instructie er op een gegeven moment mee op te houden? Om zo maar te zeggen: Als ze het stof in de ene stad hadden afgeschud gingen ze toch niet naar huis, maar naar de volgende stad?

Onbekende god

Bij de zendingsopdracht geeft de Heere ook aan om door te gaan, omdat het Zijn werk is: „En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.” Deze belofte is een werkelijkheid die onveranderlijk blijft. Of wij dit altijd wel zo duidelijk ervaren, ligt aan ons en niet aan de Heere en Zijn Woord.

Geseculariseerde mensen van onze tijd schijnen totaal ongodsdienstig te zijn. Ze hebben geen enkele antenne, zelfs geen ”altaar voor de onbekende god”, zoals de Grieken nog hadden, of het moet de voetbalgod zijn.

Wij hoeven ons niet al te druk te maken over de vraag of er wel een aanknopingspunt is tussen het Evangelie en de moderne geseculariseerde mens. Dat is namelijk al duidelijk sinds de val in Adam. Het Evangelie schept zelf zijn eigen ‘antenne’, omdat het Evangelie een instrument in de hand van God de Heilige Geest is. Jezus heeft aan Zijn kerk niet alleen een boodschap over Zijn kruis en opstanding nagelaten, maar Hij heeft ook de Heilige Geest als Zijn getuige gezonden. Alleen als de Geest ons getuigenis heiligt, gebeuren er wonderen.

Als christenen die leven aan het begin van de 21e eeuw moeten we opnieuw leren dat een positief resultaat van ons zendings- en evangelisatiewerk niet in onze handen ligt, maar in die van de Heere. Als we ons dat meer realiseerden, zouden we waarschijnlijk heel wat minder moeite hebben om het Evangelie door te geven aan mensen om ons heen. Ook aan onze eigen kinderen, die in deze geseculariseerde wereld leven en vaak veel meer geseculariseerd zijn dan wij beseffen.

Schipbreuk

De christenen in de eerste eeuwen hielden sommige dingen geheim. Over het heilig avondmaal spraken zij bijvoorbeeld niet openlijk (”disciplina arcani”). Origines (een theoloog uit de derde eeuw) vertelt ons echter dat de gemeenten in de steden hun boodschappers naar de dorpen stuurden. Elke christen vertelde het verhaal van zijn bekering aan zijn buurman, de arbeider aan zijn medearbeider, de slaaf aan zijn medeslaaf, de slavin aan haar meester of haar meesteres, net zoals een matroos telkens weer het verhaal vertelt van zijn redding bij een schipbreuk.

Uiteraard is onze situatie nogal anders. De eerste christenen leefden in een vóórchristelijke cultuur, terwijl wij in een postchristelijke cultuur leven, een cultuur die de indruk maakt dat ze ingeënt is tegen het ‘virus’ van het christelijk geloof. Maar we hebben nog altijd datzelfde wonderlijke en vernieuwende Woord van God en de Heere is nog altijd Degene in Wie niet alleen alle aspecten van de schepping hun samenhang vinden, maar aan Wie als de verheerlijkte Christus ook alle macht in hemel en op aarde gegeven is.

Daarom wil ik wijzen op de woorden van Paulus: „Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende. Uw woord zij te allen tijde in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden” (Kolossenzen 4:5 en 6).

De auteur is evangelist/toeruster in de Gereformeerde Gemeenten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer