Fiatbaas dirigeert achter de schermen
Zwarte sweater, krullend haar tot op de schouders, een bril zonder montuur. Dat is Sergio Marchionne, de baas van Fiat, ten voeten uit. Zijn imago is eerder dat van een concertmeester dan van een manager die op het punt staat de slag van zijn leven te slaan. Marchionne is open over wat hij wil: Fiat samen met Chrysler en Opel scharen onder de belangrijkste autofabrikanten.
Hoewel Marchionne is geboren in het Midden-Italiaanse Chieti en hij pas op zijn veertiende met zijn ouders naar Canada emigreerde, koketteert hij met zijn Canadese paspoort. In een interview met het Duitse blad Bild pareerde hij deze week kritiek als zouden Opelmedewerkers niet veel ophebben met Italianen. „Ik ben Canadees, en voor Fiat werken 200.000 mensen, die niet allemaal Italiaan zijn en elke dag alleen maar spaghetti eten.”In zijn autokeus is Marchionne wel weer clichématig Italiaans. Hij rijdt Ferrari, met een goed excuus – Ferrari komt uit de stal van de Fiat Groep. Voor zijn komst naar Fiat werkte Marchionne bij SGS, een Zwitserse multinational die is gespecialiseerd in kwaliteitsmanagement.
Marchionne treedt in de Italiaanse zakenwereld niet op de voorgrond. In Italië zijn politiek en zakendoen meer dan elders sterk met elkaar verweven. Ook bij het grote publiek is de chef van de grootste privéonderneming van Italië een relatief onbekende. Marchionne verschijnt zelden op de televisie.
In Turijn is Marchionne wel een bekende verschijning. Fiat is voor Turijn wat Philips is voor Eindhoven. De plaatselijke kwaliteitskrant La Stampa volgt met veel trots de opleving van Fiat. Bij de komst van Marchionne in 2004 bij het destijds 105-jarige oude autobedrijf was dat ten dode opgeschreven. Het leed dat jaar een verlies van 1 miljard dollar. Fiat leek opgeslokt te worden door General Motors. Modellen waren niet succesvol, de verkopen liepen terug en de marges waren laag.
Het eerste dat Marchionne deed, was de organisatie afslanken. In 2007 kon Fiat voor het eerst in bijna tien jaar weer zwarte cijfers schrijven. In 2005 lukte het Fiat om de deal met General Motors, dat zelf in de problemen was gekomen, af te blazen tegen betasling van een afkoopsom van 2 miljard dollar.
Vorige week werd Fiat een andere grote Amerikaanse autoproducent, Chrysler, in de schoot geworpen. Het kan verkeren. Reden voor het dagblad La Stampa om trots te schrijven dat „Detroit een provincie van Turijn” is.
Andere media zijn voorzichtiger. „Het succes van Fiat om toe te treden tot het selecte gezelschap van overgebleven merken heeft belangrijke voordelen voor de Italiaanse economie”, schrijft la Repubblica, dat ook waarschuwt. „De Fiatfabrieken in Italië moeten nu concurreren met tientallen andere in de EU en de VS.”