Cultuur & boeken

Johannes, de ooggetuige

Het evangelie van Johannes verschilt van de drie andere evangeliën, die vanwege de vele onderlinge overeenkomsten de naam kregen van synoptische evangeliën. De Vroege Kerk gaf aan Johannes de naam ”theoloog” vanwege de bijzondere nadruk die hij legde op de godheid van de Heere Jezus Christus.

Dr. P. de Vries
29 April 2009 10:44Gewijzigd op 14 November 2020 07:49
De adelaar geldt in de kunstgeschiedenis als het symbool van Johannes de evangelist. In de Sint-Johanneskapel van Pürgg (Oostenrijk) bevindt zich dit twaalfde-eeuwse fresco van een adelaar met het begin van het Johannesevangelie. Foto Wolfgang Seber
De adelaar geldt in de kunstgeschiedenis als het symbool van Johannes de evangelist. In de Sint-Johanneskapel van Pürgg (Oostenrijk) bevindt zich dit twaalfde-eeuwse fresco van een adelaar met het begin van het Johannesevangelie. Foto Wolfgang Seber

De kerkvaders waren zich ervan bewust dat Johannes niet louter als historicus schreef, maar op geestelijke wijze, zoals zij dat noemden, het optreden van Christus op aarde benaderde. Dat deed voor hen echter niets af aan de historische betrouwbaarheid van het evangelie.Sinds de verlichting staat dit laatste onder grote druk. Volgens de opvatting van menige nieuwtestamenticus geeft het evangelie van Johannes ons inzicht in het gedachtegoed van de johanneïsche gemeenschap, maar geeft het ons geen historisch betrouwbaar portret van Jezus op aarde.

Aan tegenstemmen heeft het nooit ontbroken. De laatste jaren zijn die aanmerkelijk krachtiger geworden. Heel in het bijzonder moet dan Richard Bauckham worden genoemd. Dit jaar verscheen mede onder zijn redactie een bundel getiteld ”The Gospel of John and Christian Theology”, waarin deze tegenstemmen aan het woord komen, al bevat de bundel ook andere bijdragen.

Ooggetuige

Bauckham neemt het feit dat de schrijver van het evangelie naar Johannes zich als ooggetuige presenteert volledig serieus. Hij laat zien dat de schrijver zelf hierin zijn bijzondere positie gelegen ziet. In zijn huidige vorm is het evangelie naar Mattheüs hoogstwaarschijnlijk niet het werk van de apostel met die naam, terwijl Lukas bij het schrijven van zijn evangelie wel ooggetuigen heeft geraadpleegd, maar zelf geen ooggetuige was. Het evangelie naar Markus baseert zich op Petrus als ooggetuige. De schrijver van het evangelie naar Johannes kwam –naar eigen getuigenis– nog voordat dit met Petrus het geval was in contact met Jezus en heeft als ooggetuige Petrus overleefd.

Bauckham geeft een verklaring van het verschillende woordgebruik van Jezus volgens het evangelie naar Johannes en de synoptische evangeliën. Juist omdat hij zich een ooggetuige wist, kon de schrijver van het vierde evangelie zich veroorloven het onderwijs van Jezus meer in eigen woorden weer te geven dan de andere evangelisten. We kunnen niet uitsluiten dat hij zich daarmee aansloot bij het woordgebruik van de Heere Jezus, door Hem gebruikt voor onderricht in de kleine kring van de discipelen. De vondsten van Qumran laten zien dat het woordgebruik van het evangelie naar Johannes past in het milieu van de eerste helft van de eerste eeuw na Christus in Palestina.

Lazarus

Opvallend is de grote aandacht voor geografische, chronologische en andere details in het evangelie naar Johannes. Zo lezen we dat de zieke bij het badwater van Bethesda daar 38 jaar had gelegen. Uitdrukkelijk wordt van de blinde in Johannes 9 gezegd dat hij blind geboren was, terwijl we van Lazarus lezen dat hij vier dagen in het graf had gelegen. De genoemde details zijn door kritische geleerden wel als een voorbeeld van overdrijving gezien. Ze passen echter helemaal bij het feit dat de schrijver ooggetuige was.

Bauckham geeft ook een verklaring voor het verschijnsel dat wij een zo opzienbarend feit als de opwekking van Lazarus wel bij Johannes maar niet bij de synoptici tegenkomen. In de tijd dat de synoptische evangeliën op schrift werden gesteld, leefde Lazarus nog en was vermelding van zijn opwekking voor Lazarus zelf niet zonder gevaar. Bauckham laat ook zien dat de messiaanse verwachtingen die wij in het vierde evangelie tegenkomen, helemaal passen binnen het milieu van het Palestijnse Jodendom van vóór de val van de Tweede Tempel en niet als bewijs kunnen dienen dat Johannes verwachtingen uit de tijd dat het evangelie werd geschreven, terugprojecteerde in de geschiedenis.

Bauckham stelt de schrijver van het evangelie naar Johannes niet gelijk aan Johannes de zoon van Zebedeüs, mede op grond van het feit dat de vroegchristelijke schrijver Papias zowel een Johannes als apostel kent als een Johannes die ouderling is. Het is echter ook mogelijk deze woorden van Papias zo te interpreteren dat het tweemaal om dezelfde persoon gaat. Wanneer we de gegevens van het evangelie van Johannes met die van de andere evangeliën combineren is het toch het meest voor de hand liggend Johannes, de zoon van Zebedeüs, als schrijver aan te nemen.

Joden

In het bijzonder sinds de Tweede Wereldoorlog is de vraag gesteld of de wijze waarop Johannes over de Joden spreekt, niet een bron is voor antisemitisme. Stephen Motyer vraagt in een bijdrage in de bundel aandacht voor het gedifferentieerde spreken over de Joden in het vierde evangelie. Verhelderend kan zijn om ter wille van de duidelijkheid de betekenis van deze Joden in de context bij het lezen in gedachten te houden. Soms gaat het over de religieuze leiders die zonder meer negatief tegenover de Heere Jezus stonden. Onder de schare lag dat anders. Zo lezen we in Johannes 11:45 dat velen uit de Joden in Jezus geloofden, hoewel sommigen tot de farizeeërs gingen.

C. Stephen Evans en Alan J. Torrance laten in hun bijdragen elk op hun eigen wijze zien dat de vraag naar de historische betrouwbaarheid van het evangelie naar Johannes niet losstaat van de methode die wordt gehanteerd. Wie meent dat wonderen onmogelijk zijn, betwijfelt per definitie de betrouwbaarheid van een verslag daarover. In de lijn van Plantinga, die al een aantal jaren geleden een zeer belangwekkend artikel schreef over het verschil in Bijbelonderzoek in het spoor van de verlichting en het klassiek-christelijke Bijbelonderzoek, laat Evans zien dat een neutrale houding de christelijke interpretatie van de in het evangelie gegeven feiten uitsluit. In aansluiting bij de kerkvader Athanasius hanteert Torrance in dat verband het onderscheid tussen op mythische en op theologische wijze spreken. Het eerste slaat op het projecteren van menselijke gedachten op God. Athanasius is ervan overtuigd dat wij op grond van de vleeswording van Christus en de verlichting door de heilige Geest door middel van de Schrift werkelijk in contact met God Zelf en met Zijn gedachten kunnen komen. Terecht stelt Torrance dat het onmogelijk is een hoge theologische betekenis aan het evangelie naar Johannes toe te kennen, terwijl de historische betrouwbaarheid ervan laag wordt ingeschat.

Literaire analyse

Literaire analyse van het evangelie van Johannes ging en gaat vaak gepaard met ontkenning van de historische betrouwbaarheid ervan. Dat betekent niet dat literaire analyse geen waardevolle gezichtspunten heeft opgeleverd. Dat maakt de bijdrage van Andrew T. Lincoln duidelijk. Hij legt de vinger bij de nauwe relatie tussen de woorden en de daden van de Heere Jezus. Jezus Die zei dat Hij het brood des levens was, gaf de 5000 te eten. Jezus Die Zich als het licht van de wereld proclameert, gaf aan de blindgeborene het gezicht en Jezus Die Zich de opstanding en het leven noemde, wekte Lazarus op uit de doden.

De geschiedenis van de opwekking van Lazarus uit de doden moet verbonden worden met het vervolg erop in Johannes 12:1-19. Hij Die Lazarus uit de doden opwekte, gaat Zelf de dood in zonder daarin te blijven. Zijn opstanding is van een andere categorie dan de opwekking van Lazarus. Lazarus kwam als een gestorvene uit. Dat kan van de Heere Jezus niet worden gezegd. Rijker en dieper nog dan Martha kon vermoeden maakt de opstanding van de Heere Jezus ons duidelijk dat Hij de Zoon van God en de Christus is en dat wie in Hem gelooft, het leven heeft in Zijn Naam.

De theologische betekenis van het vierde evangelie ligt niet in de laatste plaats in het feit dat het ons belangrijke bouwstenen geeft voor de leer van de Drie-eenheid. D. Jeffrey Bingham gaat in op de betekenis die de eerste kerkvader Irenaeus aan het vierde evangelie toekende. Juist dit evangelie leert dat de Zoon niet minder dan de Vader van de schepping is onderscheiden en genoegzaam is in Zichzelf. Tussen de Vader en de Zoon bestond van eeuwigheid, los van de schepping, een liefdesgemeenschap. Het wonder van het evangelie is dat de Vader door de zending van Zijn Zoon naar deze wereld zondige mensen in deze liefde wil laten delen.

N.a.v. ”The Gospel of John and Christian Theology”, red. Richard Bauckham en Carl Mosser; uitg. Eerdmans, Grand Rapids, 2008; ISBN 978 0 8028 2717 3; 404 blz.; $ 28,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer