Lijfwacht schetst Hitler als aangenaam mens
„Misch, Misch, du bist ein Fisch.” Nog hoort de telefonist, Rochus Misch, de kinderen van Goebbels ravotten in de gangen van Hitlers bunker. Ze waren het zonnetje in de ondergrondse ruimte. Te midden van alle spanning over de verloren oorlog vormden zij een vrolijke noot.
Maar die dag, eind april 1945, vond Misch er niets aan. De moeder van de kinderen, Magda Goebbels, ging hen pal naast de telefooncentrale omkleden. Dit was de enige plek die nog een beetje rustig was. Boven hoorde je het geschreeuw van de soldaten die de bunker wilden verlaten om nog vlak voor de komst van de Russen weg te zijn.Moeder Goebbels trok de kinderen een wit nachthemd aan. Ze liefkoosde hen en kamde zorgvuldig hun haren. Onderwijl sprak ze zacht met haar lievelingen.
Misch hoorde hen fluisteren over „oom Adolf.” Maar oom Adolf was er niet meer. De dag ervoor had Misch met enkele anderen stilletjes de deur van Hitlers kamer geopend nadat ze een schot hadden gehoord. Daar had hij voor het laatst de lichamen gezien van zowel de ”Chef” als van Eva Braun.
Vanaf dat moment was de vader van de kinderen, dr. Joseph Goebbels, rijkskanselier. Hij had direct onderhandelingen met de Russen geopend. Het Rode Leger stond al in de Zimmerstrasse, nog geen 400 meter van de bunker verwijderd.
Misch wist dat Goebbels zijn kinderen al eerder met een ‘uitbraakgroep’ naar een gereedstaand vliegtuig had willen meesturen. Maar Magda had dat tegengehouden. Duitsland zou een toekomst zonder nationaalsocialisme tegemoetgaan en daarin wilde ze haar kinderen niet laten opgroeien.
De telefonist zag hen weglopen –alle zes: Helga, Hilde, Hellmut, Hedda, Hodde en Heide– in hun lange witte nachtjaponnen. Een collega mompelde iets over „een of ander zoet drankje.” Misch kon wel janken van onmacht. Was hij nu een lijfwacht van de Führer en kon hij niet eens die kinderen beschermen?
Plezierreisje
In ”De laatste getuige” beschrijft Misch, die nog altijd in leven is, zijn ervaringen als naaste medewerker van Hitler.
Misch was in mei 1940 bij het ”Begleitkommando” van Hitler gekomen. Als SS-soldaat had hij in 1938 de veldtocht naar Oostenrijk meegemaakt en hij dacht in 1939 dat de inval in Polen weer net zo’n plezierreisje zou worden. Maar dat liep anders, hij raakte gewond.
Nadat hij was hersteld, stuurde zijn afdelingshoofd hem naar de Rijkskanselarij in Berlijn. Vanaf die dag was hij vijf jaar lang vrijwel altijd in de buurt van Hitler.
Gouden jaren
Misch’ groep trad op als lijfwacht van de dictator. Als koerier kwam hij soms bij Hitlers zus in Oostenrijk en bij zijn broer, die een café in Berlijn had. Vaak deed hij ook dienst als telefonist.
Strikt genomen waren het gouden jaren. In het begin van de oorlog, toen alles nog goed ging, was dit precies het baantje waarvan Misch al jaren had gedroomd. Bij de Olympische Spelen in 1936 had hij Hitler en zijn Begleitkommando gezien en toen was hij ervoor gevallen. Zonder dat hij erop had aangestuurd, was hij er nu terechtgekomen.
Regelmatig waren er uitstapjes. Misch genoot vooral van die naar de Berghof in Berchtesgaden, in het zuiden van Beieren. Dat was puur vakantie, want hij hoefde er eigenlijk niets te doen. Hier woonde ook de huishoudster die altijd zo dicht bij Hitler was: Eva Braun. Niemand wist precies wat ze met elkaar hadden, maar als er gedanst werd, vroeg geen van de soldaten ooit Eva.
Later kwamen er twee Führerhoofdkwartieren bij en de laatste maanden van de oorlog was er de speciale Führerbunker in Berlijn. Een mooi leven, zegt ook Misch zelf. Hoewel: „Eigenlijk was je altijd een beetje bang.”
Overal waar Misch met de Führer neerstreek, kon hij naar hartenlust fotograferen. Het boek laat veel ongedwongen opnamen van Hitler zien. Ze tonen dat het leven aan de binnenkant van de dictatuur beslist niet zonder ontspannen momenten was.
Opvallend is dat Misch diverse malen stelt dat hij zich met zijn maten verbaasde over de zwakke beveiliging van Hitler, vooral in de kanselarij in Berlijn. In veel bronnen wordt de bewaking rond Hitler als absurd omschreven – typerend voor vrijwel alle dictators. Volgens Misch was dit bij Hitler echter beslist anders.
Hoe dit was op het hoofdkwartier bij Rastenburg, is niet duidelijk. Daar droeg overste Von Stauffenberg op 20 juli 1944 een bom de stafbarak binnen. Deze aanslag mislukte overigens. Misch beschouwt de aanslagpleger nog steeds als een „kameradenmoordenaar.”
Weerstand
Voor Misch was Hitler geen dictator. Integendeel, hij was een chef die werkelijk belangstelling toonde en warmte uitstraalde. Geen beest, maar een aangenaam mens. Deze persoon te laten zien was een van de motieven van de 91-jarige oud-SS’er om dit boek te schrijven. In Duitsland stuitte dit boek daarom hier en daar wel op weerstand.
Misch zat duidelijk aan de zonnige kant van de oorlog. Van vernietigingskampen had hij niet gehoord. Hij deed gewoon zijn werk en vroeg niet verder. Hij beschrijft zichzelf bewust als uitvoerder en meeloper, een SS’er zonder pretenties, beslist geen „stijve nazi.”
Als telefonist moest Misch van Goebbels lang beschikbaar zijn in de bunker, maar uiteindelijk liet Goebbels hem vertrekken. Nadat hij een paar uur door Berlijn had gelopen, namen de Russen hem gevangen. Hierop volgden acht jaren strafkamp. Pas eind 1953 keerde hij terug bij zijn vrouw en dochter. Opvallend is dat hij pas na de dood van zijn vrouw in 1998 meer naar buiten is getreden met zijn ervaringen. Een uitgever zag er brood in Misch’ herinneringen door twee redacteuren te laten vastleggen in een boek.
Terugkijkend laat de boodschap van deze laatste getuige niets aan onduidelijkheid over: „Oorlog is niets anders dan massamoord.”
N.a.v. ”De laatste getuige. Onthullend oorlogsdagboek van Hitlers koerier en lijfwacht”, door Rochus Misch; uitg. Fontaine, ’s-Graveland, 2008; ISBN 978 90 5956 288 2; 319 blz.; € 18,90.