Afrikaanse student in China neemt discriminatie voor lief
Het aantal Afrikaanse uitwisselingsstudenten in China is de afgelopen twee jaar verdubbeld. Met name voor technische studies geldt China momenteel als bestemming nummer 1. De uitwisselingsstudenten bouwen goede contacten op, maar kampen wel met diepgewortelde discriminatie.
„Alle colleges worden in het Chinees gegeven”, zegt de Keniaanse student Erick Mokua (22). „Vooral in het eerste jaar is dat hard werken. Soms maakt dat je wanhopig. Maar ik ben christen. Als ik de moed verlies, bid ik. En God luistert altijd.”Mokua is tweedejaarsstudent vliegtuigbouwkunde aan de Hangda-universiteit in Peking. Hij woont sinds drie jaar in de Chinese hoofdstad. „Ik reageerde op een advertentie in een Keniaanse krant en binnen twee weken kreeg ik al te horen dat ik naar China kon komen. Voor mij is dit een gouden kans – zonder deze beurs had ik nooit naar Peking kunnen gaan.”
Hoogtepunt voor Mokua was tot dusver de rol die hij kreeg bij de afsluiting van de Olympische Spelen. „Bij de slotceremonie ervaarde ik dat ik alle zwarte mensen op aarde vertegenwoordigde. Het zal me altijd bijblijven.”
Mokua ziet zijn verblijf in Peking als een uitgelezen kans om banden aan te knopen in China en met andere uitwisselingsstudenten. Een van de redenen voor de steeds sterkere band tussen China en Afrikaanse landen is dat China zo veel beurzen verstrekt, vertelt Mokua. Dat draagt er ook toe bij dat Kenia veel overheidscontracten aan de Chinezen gunt. „Dit heeft grote invloed op Afrika, zowel op de economie als op onze intellectuele ontwikkeling.”
Door zijn ervaringen in China heeft Mokua leiderschapskwaliteiten in zichzelf ontdekt. Ook al studeert hij vliegtuigbouwkunde, hij kan zichzelf ook wel voorstellen als toekomstig president of ten minste ambassadeur of minister van Buitenlandse Zaken.
„Mijn verblijf in China zal ook dan zijn vruchten afwerpen, want hier ben ik in aanraking gekomen met mensen uit allerlei delen van de wereld. Met verschillende culturen, talen en gebruiken.”
Mokua zegt dat hij geregeld met discriminatie te maken heeft. Toen hij probeerde om een bijbaantje als leraar Engels te krijgen, werd de voorkeur gegeven aan twee Russische vrouwen.
In Kenia hoorde Mokua verhalen van studenten die zo’n vijftien jaar geleden in China afstudeerden. „Zij vertelden me dat er een slechte verstandhouding was tussen Chinese studenten en buitenlanders, vooral studenten uit Afrika.” Volgens Mokua is daar geen sprake meer van. Wel irriteert hij zich aan de onwetendheid van de Chinese studenten. „Dan wordt er gevraagd: Slapen jullie in Afrika in bomen, net als de apen? Soms stoort die onnozelheid me zo dat ik zeg: Ja, wij wonen in de bomen. De nieuwe ambassadeur woont in de boom naast me.”
Mokua krijgt ook geregeld vragen over zijn huidskleur. Hij zegt dat het hem meer geduld heeft bijgebracht. „De belangstelling geeft me een platform om over Afrika te vertellen. De meeste Chinezen weten er niks van, daarom stellen ze deze vragen. Als je geduld hebt en je vertelt de waarheid, dan maakt dat een verschil. En als ze me niet geloven, dan zeg ik: Koop een ticket en ga dan maar zelf in Kenia kijken of ik gelijk heb!”
Met een aantal Chinese studenten heeft Mokua vriendschap gesloten, maar hij gaat het meest om met Afrikanen. „Chinese studenten zie je tijdens colleges. Maar Afrikaanse studenten zie je als je naar de kerk gaat. Op zondag gaan we altijd naar de Beijing International Christian Fellowship. En op de campus komen we elke woensdag samen in een Bijbelstudiegroepje. We zingen samen en praten elkaar moed in. En iedere vrijdag bidden we in de kerk en op zaterdag zingen we in het Afrikaanse zangkoor. Dit maakt Peking meer leefbaar voor mij.”