Christen laat kruis nooit achter zich
Het lezen van christelijke biografieën is een middel het geloof te stichten. Het kan mensen tot heilige jaloersheid verwekken. De bundel ”Gods helden” van Theo Veldhuis laat helaas geen helder en schriftuurlijk geluid horen.
De bundel ”Gods helden” bevat korte levensbeschrijvingen van Johannes Hus, John Wycliff, George Whitefield, J. C. Blumhardt, Gladys Aylward (de vrouw met het boek), Gerrit Roelof Polman (grondlegger van de Nederlandse Pinksterbeweging) en Charles Finney. Theologisch bepaald geen eenvormig gezelschap. Met de auteur deel ik de begeerte naar een geestelijke opleving.Helaas moet ik zeggen dat bij de invulling daarvan onze wegen uiteengaan. Meerdere beschreven personen zijn overtuigd aanhanger van de gedachte dat een christen de klacht over de zonde achter zich kan laten. Ik noem Charles Finney en Duncan Campbell. Niet zozeer het kruis van Christus als weg van verzoening met God staat centraal, maar de overwinning door Christus en de kracht van de Heilige Geest waardoor mensen hun leven in dienst van God besteden.
Nu bedoel ik niet te ontkennen dat een christen leeft door de Geest en mag delen in de overwinning van Christus. Maar daarbij laat hij het vluchten naar Christus en Zijn kruis nooit achter zich. Veldhuis daarentegen beschrijft de vervulling met Gods Geest als een tweede fase in het geloof. Bij de beschrijving van het leven van Blumhardt en Polman overschaduwen zaken als gebedsgenezing en uitdrijven van demonen vrijwel volledig de boodschap van het kruis als weg van verzoening met God. In Blumhardts theologie met zijn motto ”Jezus is Overwinnaar” verdwijnt de notie dat een christen in deze bedeling altijd strijd heeft te voeren en dat deze bedeling principieel een bedeling van lijden en smaadheid is naar de achtergrond. Karl Barth vond aansluiting bij Blumhardt omdat hij hier het gewicht van de eeuwigheid kenmerkend voor de Reformatie zag wijken voor een gerichtheid op deze wereld en een veel optimistischer visie op de mens.
Van de gereformeerde theologie heeft Veldhuis weinig begrepen. De bundel begint met een hoofdstuk over Finney. We lezen daar dat Finney het hypercalvinisme afwees. De werkelijkheid is echter dat Finney ook het klassieke calvinisme afwees. De door Veldhuis afgewezen opvatting dat de mens niets tot zijn bekering en zaligheid kan bijdragen, is klassiek gereformeerd. Het klassieke calvinisme leert in tegenstelling tot het hypercalvinisme dat iedere hoorder van het evangelie mag en moet worden opgeroepen tot bekering, maar grondt die oproep in tegenstelling tot het arminianisme niet op kwaliteiten of hoedanigheden in de mens. Het geloof zelf is een genadegift van God gewerkt door de Heilige Geest.
Volstrekt onjuist is ook dat Whitefields prediking erop gericht was de uitverkorenen onder zijn hoorders bewust te maken van hun verkiezing. De wetenschap van de verkiezing was voor Whitefield als rechtgeaard calvinist een vrucht van het geloof. De prediking richt zich tot hoorders niet in de hoedanigheid van verkorenen of verworpenen, maar van verloren zondaren die Gods genade nodig hebben. Finney was niet alleen geen calvinist maar stond een veel agressievere vorm van arminianisme voor dan Arminius. Arminius sprak nog over Gods voorkomende genade. Dat deed Finney niet. Volgens Finney kan een mens zich op elk gewenst moment tot God wenden. Hij introduceerde ook alom de zogenaamde ”altarcall”, dat wil zegen de praktijk dat mensen aan het einde van een samenkomst de gelegenheid krijgen naar voren te komen om zo hun keuze voor Jezus te laten zien. Een praktijk die in de hand werkt dat een simpele lichamelijke handeling als waar geloof wordt gezien. Een praktijk ook die volstrekt geen recht doet aan de noodzaak van zelfonderzoek.
Met de praktijk van de ”altarcall” ging Finney ook andere wegen dan de gebroeders Wesley. Bij hen vinden wij deze praktijk niet. Hoewel zij de leer van de verkiezing afwezen, verwoorden zij het komen tot Christus op een wijze die vooral op bevindelijk niveau meer calvinistisch dan arminiaans was. Dat gold in het bijzonder voor Charles. Volgens Finney was voor het ontstaan van een opwekking het juiste gebruik van de juiste middelen nodig. Edwards daarentegen zag opwekking als het soevereine werk van de Heilige Geest. Het arminianisme zag hij als een dodelijk gevaar voor een echte opwekking. Al enige jaren geleden schreef Ian Murray, de vroegere directeur van de Banner of Truth, een uitvoerige studie over de schadelijke gevolgen van Finneys theologie in de Angelsaksische wereld onder de titel ”Revival and Revivalism”. Het lezen van christelijke biografieën is een middel het geloof te stichten en kan mensen tot heilige jaloersheid verwekken. Dan zijn er gelukkig genoeg andere boeken dan de bundel van Theo Veldhuis, boeken die een veel helderder en schriftuurlijker geluid geven.
N.a.v. ”Gods helden. De verhalen van mannen en vrouwen die Gods heerlijkheid zagen”, door Theo Veldhuis, uitg. HerstelTeam, Beverwijk 2008; ISBN 978 90 77476 27 7; 176 blz.; € 16,50.