Christenen en films
„Wordt deze wereld niet gelijkvormig.” Zo begon Jeffrey Overstreet vrijdagmiddag zijn bijdrage aan het symposium over christen-zijn en film aan de Evangelische Hogeschool Amersfoort. De Amerikaanse filmrecensent geniet bekendheid vanwege zijn bijdrages aan het magazine Christianity Today.
Overstreet is echter allerminst van mening dat jongeren de bioscoop moeten mijden. Grondtoon van de lezingen op het symposium was dat de tijd voorbij is dat je tégen filmkijken kon zijn. Jongeren kijken vaak en ze kijken alles. Reden om hun te leren hoe ze vooral goede films kunnen vinden en kijken. En goed is dan: zo min mogelijk geweld, seks en grove taal, maar wel met een goede verhaallijn, kunstzinnig samengesteld en voorzien van een positieve boodschap.Dat de film ook onder christelijke jongeren zijn duizenden verslaat, lijdt geen twijfel. Maar is dat een reden om het hoofd in de schoot te leggen en gesprekken over films te beperken tot de vraag hoe je er het beste mee om kunt gaan?
Dat is niet vanzelfsprekend. Zo handelen ouders, catecheten en docenten in andere gevallen toch ook niet? Als twee op de drie reformatorische jongeren regelmatig popmuziek luisteren, zoals anderhalf jaar geleden bleek, is dat niet meteen aanleiding om jongeren concerttips te geven. En de populariteit van het WK voetbal of het succes van drankketen is toch geen reden om jongeren daarbij zo goed mogelijk te begeleiden?
Bovendien is het recept dat tijdens het symposium werd aangereikt, nogal theoretisch. Jongeren gevoel bijbrengen voor schoonheid in de film en wijzen op het goede – die boodschap zal slechts bij een klein deel van de groep landen. Het gros van de films die hoog scoren bij jongeren, valt niet in die categorie, zo weten we uit allerlei onderzoeken.
Aan de discussie over filmkijken moet een andere vraag voorafgaan, namelijk die over het staan in de samenleving. Sommige christenen slaan daarbij een nogal optimistische toon aan, vanuit de gedachte dat de cultuur veel goeds te bieden heeft en dat die rozen te plukken zijn zonder zich aan de doornen te prikken.
Die gave is echter niet iedereen gegund. Bovendien houdt deze visie weinig rekening met het bederf dat de hele samenleving doortrekt en met het zondige hart dat geneigd blijft daar de verkeerde vruchten te zoeken.
Daartegenover staat een houding die meer afstand houdt tot de moderne cultuur. Niet vanuit hoogmoed of de drang tot een kloosterleven, maar vanuit vrees voor de zonde, liefde tot een leven naar Gods wet en een uitzicht op een nieuwe aarde waarbij de glitter en glamour van het heden verbleken. Zulke vreemdelingen raken hier niet ingeburgerd, maar zeggen met de prediker Spurgeon: „Als u de hele wereld had, dan had u als het deksel op uw kist werd geschroefd, niet anders dan grafstof in uw mond.” Dát is het leven ín de wereld maar niet ván de wereld.
Zo’n levenshouding is niet gebaat bij een checklist of er geweld of seks in een film voorkomt. Ze komt voort uit een vernieuwde innerlijke gezindheid waarbij de geboden van God in het hart gegrift zijn.