Uitzicht vanaf de Sassenpoort
Twee jaar lang vervulde Lenze L. Bouwers (1940) het ambt van stadsdichter van Zwolle. Morgen draagt de gereformeerd vrijgemaakte dichter het stokje over aan Alet Boukes tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Overijsselse hoofdstad. „Mijn blik is ruimer geworden. Ik zit niet in een ivoren toren, maar sta met beide benen op de grond. En soms zelfs in de modder.”
Hoewel Lenze Bouwers in Dalfsen woont, een dorp op 10 kilometer afstand van Zwolle, kent hij de stad als geen ander. „Als stadsdichter moest ik me met allerlei zaken bezighouden die in Zwolle speelden. Ik keek als het ware vanaf de Sassenpoort uit over de stad.”De Sassenpoort, onderdeel van de middeleeuwse stadsmuur, is volgens Bouwers beeldbepalend voor Zwolle. „Meer nog dan de Peperbus. Zwolle is een van de weinige Nederlandse steden die nog een oude stadspoort hebben. Dit jaar bestaat het bouwwerk precies 600 jaar.”
Met het gedicht dat Bouwers naar aanleiding van dat jubileum schreef, sloot hij feitelijk zijn stadsdichterschap af. „Aanvankelijk zouden de festiviteiten in september plaatshebben. Ik dacht deze klus rustig aan mijn opvolger te kunnen overlaten. Maar toen hoorde ik dat het feest al in maart zou worden gehouden en moest ik alsnog aan de slag. Als stadsdichter moet je soms snel inspelen op een situatie.”
Bouwers kon het bewuste gedicht echter niet voltooien zonder de poort met zijn torens te beklimmen. „Ik moest met eigen ogen zien hoe het bouwwerk eruitzag. Probleem was dat het monument niet voor publiek toegankelijk is. Met de aannemer die bezig was de poort te restaureren ben ik er toch in gekomen. Ondanks mijn hoogtevrees heb ik op de trans gestaan en ben ik zelfs met bonzend hart de trap van de middelste toren opgeklommen. Met die ervaring kon ik het gedicht af maken:
(Tussen twee haakjes: wie naar binnen gaat,
en trap na trap opklimt, even stil staat
bij een venster, uitkijkt over de kerken,
de pakhuizen, de stadsgracht; zijn blik laat
gaan over de steunconstructie van balken,
leibedekking, gracieuze spitsbogen,
zal anders – als daad van mens in de tijd –
de eikenzware deur weer buiten sluiten)
Jonggestorven kinderen
Een stadsdichter is betrokken op de stad waarover hij schrijft, zegt Bouwers. „Hij moet heel verschillende onderwerpen kunnen oppakken. Ik heb gedichten gemaakt ter gelegenheid van de opening van de Aldo van Eycktuin, de honderdste zwerfkat die werd opgevangen, de 80.000e arbeidsplaats in Zwolle, een spontaan geschreven gedicht over de rotonde bij de Dobbe.
Maar ik maakte ook een gedicht –”Lenteklokje”– naar aanleiding van het 75-jarig bestaan van begraafplaats Kranenburg, waar een monumentje voor jonggestorven kinderen werd onthuld. Dat doet wel iets me je. Ik voel me erg betrokken bij mensen, bij het lijden, bij de zwakken in de samenleving. Als dichter sta ik met beide benen op de grond en soms zelfs in de modder. Ik zit niet in een ivoren toren te schrijven.”
Bloedsomloop
Bouwers is een van de weinige christelijke dichters die ook buiten de eigen kring de aandacht trekken. Zijn bundels verschijnen bij de gerenommeerde literaire uitgeverij Querido in Amsterdam. „Het gaat erom dat je als christen kwaliteit levert. Te vaak denken christelijke auteurs en dichters dat ze een boodschap of moraal moeten overdragen en dat de vorm daaraan ondergeschikt is. Dat is de verkeerde volgorde. Als het goed is, vormt het christen-zijn de bloedsomloop van de dichter. Het zit in hem en het komt er vanzelf uit als hij schrijft. De fundamentele waarheden van de Bijbel zijn in mijn werk terug te vinden. Waar precies? Dat zoekt de lezer maar uit.”
Bouwers is daarom blij dat Zwolle het stadsdichterschap heel serieus neemt. Er staat zelfs een jaarlijkse bezoldiging van 5000 euro tegenover. „Ik ben in 2007 uit zeventien sollicitanten gekozen door een deskundige jury. Gelukkig was er geen internetverkiezing zoals bij de aanstelling van de Dichter des Vaderlands, waarbij ook 16-jarigen met een hotmailadres hun stem uitbrachten. Het is goed dat bij zulke maatschappelijke functies de kwaliteit in het oog wordt gehouden. De gedichten moeten niveau hebben, zonder dat ze over de hoofden van de mensen heen gaan.”
Veel waardering heeft Bouwers om die reden voor kunstenaars uit de gouden eeuw. „Zij deden gewoon hun werk, op een gedegen, ambachtelijke manier. Huygens schreef gedichten over het heilig avondmaal, maar ook over heel alledaagse zaken. Hij leefde betrokken op zijn tijd, maar wist waar hij naartoe ging.
Zo wil ik ook in het leven staan. Existentieel, in de goede zin van het woord. Ik worstel met dezelfde levensvragen als seculiere schrijvers en dichters. Daar denk ik diep over na en in dat opzicht voel ik me verwant met hen. Maar ik leef existentieel-essentieel: vanuit de Bijbel en niet vanuit de mens. Zoals de Franse christenfilosoof Blaise Pascal bijvoorbeeld. Daar hoort twijfel bij, kijk maar naar Petrus en de Emmaüsgangers.
Maar het gaat er om dat we geen dwaze maagden worden en blijven zoeken naar Gods bedoelingen. We lopen in een lange rij naar het nieuwe Jeruzalem en onderweg ontmoeten we mensen, maken we keuzes, nemen we beslissingen die bepalend zijn voor ons christen-zijn.”
Scheppingskracht
Ook in Bouwers’ stadsgedichten zitten subtiele verwijzingen naar het christelijk geloof. ”Stadstuin” eindigt met de woorden: „Onder de bogen, maar met de rug recht/ en ogen, ogen die zich verwonderen,/ oren die horen de meerwaarde naast steen,/ met een hart dat sneller klopt, verbaasd/ over zoveel scheppingskracht.” En in ”Preekstoel in gevaar” (over een aanval van bonte knaagkevers in de Grote of Sint-Michaëlskerk) verzucht de dichter: „Straks gaat de wortel van de wijnstok dood”, een verwijzing naar Jezus die Zich de ware Wijnstok noemde.
Stadsdichter is een sociaal beroep, zegt Bouwers. „Je ontmoet ontzettend veel mensen en daar geniet ik erg van. Tegelijk zijn de gedichten die ik over Zwolle schrijf erg communicatief. Ze worden heel vaak vermenigvuldigd: afgedrukt op bladwijzers, opgenomen in tijdschriften, ingelijst in kamers van wethouders. Het gedicht dat ik eerder dit jaar ter gelegenheid van Gedichtendag schreef heeft een vaste plek gekregen in bibliotheek Stadshagen. Op de elektriciteitshuisjes bij de ingang van de paden van de Aldo van Eycktuin staan regels uit het gedicht ”Stadstuin – Onder de Bogen”. En het gedicht dat ik maakte ter gelegenheid van vijf jaar Ronald McDonald Huis in Zwolle in 2008 is aan alle vrijwilligers gegeven in de vorm van een boekenlegger en ingelijst aangeboden aan de directeur. Op deze manier duiken de gedichten overal op.”
Steen is zacht
Gemaakt om de tijd te verduren zijn ook de dichtregels die Bouwers de stad Zwolle heeft aangeboden ter gelegenheid van zijn afscheid als stadsdichter. De woorden „Loop er niet aan voorbij: hoor, hier klopt het hart van de stad al eeuwen door. Sta stil, voel: steen is niet hard, steen is zacht als stromend water” zijn onverslijtbaar in het Rodetorenplein gezandstraald.
Stadsdichter
Woordhouder naast de wethouder,
maar ook stem voor de zwerfkat;
stadsomroeper vanaf de toren,
straatventer in je klankenkraam,
standwerker op de boekenmarkt
makelaar van zingeving.
Mens en muur, huid en huis,
bloedsomloop en verkeersader,
woningzoekende voor je zijn,
hartslag voor het centrum,
woordmeester voor de burgers,
sjerpdrager van de vrijheid.
Lenze Bouwers
Mede n.a.v. ”Zwolle. Kajuit voor het bestaan”, door Lenze Bouwers; uitg. gemeente Zwolle, 2009.