Ze weten niet...
Prins Immanuël trekt nu Zelf ten strijde. Zijn vier generaals, die al langer de stad Mensenziel hadden belegerd, moesten inzien dat zij met hun leger het niet redden. Ze hadden het in hun petitie, gericht aan het hemelhof, eerlijk erkend. En ook schuld beleden. Hoe dapper ook hun inzet was en hoe bewogen hun herhaalde oproep aan de mensen van de stad - het had allemaal geen succes gehad. De poort was dicht en de poort bleef dicht.
De generaals weten het wel: er moet een Ander aan te pas komen. Eén Die bekwamer en nog bewogener is dan zij. Wat een wonder: die Ander laat Zich zenden. Het is niemand minder dan Immanuël, de Zoon van de grote Koning El-Sjaddai. Naar de aarde gezonden met een speciale missie: de ontzetting van de stad.De insider weet waarover het hier gaat. Het betreft een kleine episode uit Bunyans uitgewerkte allegorie ”De Heilige Oorlog”. Een beeldende uiteenzetting van de strijd die de Heere voert tot behoud van Zijn geliefde Mensenziel. De stad is nog bezet door Diabolus, de vijand. Maar nu Immanuël Zelf komt, zal dat niet lang meer duren. Daar staat Zijn komst garant voor.
Strijd
Ik doel op een nog kleiner onderdeeltje uit dit hoofdstuk. Dát namelijk, wat verteld wordt over wat Immanuël doen gaat na Zijn komst bij de stad. Hij gaat niet direct over tot de strijd. Maar Hij toont de inwoners, die op de muren verzameld zijn, de symbolen van Zijn strijd: een witte vlag, teken van Zijn bereidheid om zalig te maken, een rode vlag die wijst op een vurige oven, teken van het oordeel, en een zwarte vlag, als prediking van de daadwerkelijke uitvoering van het gericht. En Mensenziel? De inwoners van de stad? Geschrokken zeker? En getrokken? Overtuigd om zich over te geven aan Immanuël? Helaas niets van dat alles. Noch het teken van Gods barmhartigheid, noch dat van Zijn geduchte toorn bereiken het hart van Mensenziel.
Prins Immanuël weet wel wat de oorzaak is. Hij peilt het feilloos. „Ze begrijpen niet eens wat ik met hen voorheb”, mompelt Hij voor Zich uit. „Ze begrijpen de tekens niet. Ze verstaan de boodschap van de vlaggen niet. Ze zijn sinds het bewind van Diabolus in de stad zo onkundig geworden, dat ze de taal van de genade en de gerichten niet meer verstaan…” De inwoners van Mensenziel zijn in de loop van de tijd zo vervreemd van de dienst van hun rechtmatige Koning, dat ze de boodschap van Immanuël niet meer bevatten, zelfs niet als Hij het hun wil uitleggen door middel van Zijn beeldtaal.
Onbekend
Donderdagavond besprak ik deze en andere dingen in een lidmatenkring van mijn gemeente. Thuisgekomen las ik iets soortgelijks. „De betekenis van Pasen is voor een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking onbekend.” Aldus de krant van -eveneens- donderdag de 9e april. Bijna de helft van onze bevolking weet niet dat Pasen een christelijke feestdag is. Slechts een derde weet dat Jezus is opgestaan uit de doden. En dat dit tijdens de paasdagen aandacht ontvangt.
Het heet oncalvinistisch te zijn om te spreken van een stille week en een Goede Vrijdag. Zelfs is het niet echt reformatorisch om zulke dagen, inclusief Pasen, te handhaven. „Wij zijn calvinisten. En Calvijn vierde Goede Vrijdag helemaal niet, laat staan een stille week”, aldus de heer Sprengelmeijer in het RD van donderdag. Hij heeft het gelijk aan zijn zijde. Toch moeten we deze dagen maar niet opgeven. Ze vormen een gelegenheid dat de christelijke gemeente samenkomt. En ze zijn een getuigenis naar onze samenleving en een herinnering aan tijden dat er nog iets te bespeuren was van beslag van Gods Woord op ons volksbestaan. Ondertussen voelen we de pijn van de toenemende vervreemding. Immers, zo zijn de christelijke feestdagen niet veel meer dan rudimenten van een vorige tijd. Het besef van de inhoud is onder ons volk rap aan het verdwijnen. Ze weten niet… En er is zo veel te weten!
Klompenmaker
De vraag is hoe het bij ons is. Bij ons soort mensen. Bij de ijverige lezers van ons RD en de trouwe bezoekers van onze kerkgebouwen. Hoe staat het met onze kennis? Ja, natuurlijk weten wij wel naar welke heilsfeiten de christelijke feestdagen verwijzen. Zo dom zijn we nu ook weer niet.
Maar hoe zit het met de diepere kennis? De kennis van de verbanden en ontwikkelingen binnen de Heilige Schrift. De lijn van Gods verbond van Adam tot voleinding. Inzicht in de inhoud van Paulus’ Romeinenbrief. De kennis van de leer die naar de godzaligheid is.
Ik signaleer een afnemende kennis. Bij jongeren vooral en ook bij ouderen. In de gemeente waar ik opgroeide, Middelharnis, heb ik mensen als Anth. Driesse en Hendrik Dubbeld nog gekend. Eenvoudige mensen. De een was klompenmaker en de ander mandenvlechter. Maar beiden, en naast hen anderen, waren doorkneed in de Schriften. De eerstgenoemde daarnaast niet minder in de Institutie van Calvijn en de Redelijke Godsdienst van Wilhelmus à Brakel. Hun geheim was een diepe begeerte om de verborgenheden der godzaligheid te kennen. Hun hart was brandende om gelaafd te worden uit de bronnen van de ware kennis.
„Mijn volk is uitgeroeid omdat het zonder kennis is”, moest Hosea zeggen. De statenvertalers schrijven daarbij: „Versta: rechte, ware en zaligmakende kennis Gods, gericht naar Zijn Woord, vergezelschapt met geloof en liefde tot God en de naaste.” Wie zal het me bijbrengen? Gelukkig, Immanuël staat nog voor de poorten!
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.