Niet stijf maar voornaam
Het planten van kale bollen raakt steeds meer in onbruik. Veel tuinbezitters kopen liever voorjaars- en zomerbloeiers in pot en zetten ze met pot en al in de tuin, of planten ze in volle grond. Met dahlia en knolbegonia kan dat best, want die bloeien door, maar gladiolen lenen zich niet zo voor potten.
Per knol groeit maar één bloemsteel uit, met soms een kleinere zijscheut, en die wordt vrij lang, zodat ze moeilijk te vervoeren zijn. Als je de bloemkleur ziet, ben je eigenlijk al te laat om ze nog te kunnen verhandelen. Gladiolen moet je als droge knol planten.Border
Gladiolen horen, is het idee, vaak meer thuis in een snijbloemenhoek dan in een border of siertuin. Toch kunnen ze in kleine groepjes, en ook wel individueel, heel goed tussen vaste planten en hogere eenjarigen geplant worden. Daarvoor is het nu de tijd. Je moet ze wel steunen, want anders zullen ze tijdens de bloei door wind of regen zeker omvallen. Ze zijn er in bijna alle kleuren en daardoor is er voor iedere border, in welke kleurschakering ook, een bijpassend ras te vinden.
Wie wil dat gladiolen tijdens de bloei extra opvallen, kan een ras met een enigszins contrasterende kleur nemen. Te midden van planten met een meer horizontale of losse bloeiwijze –zoals kantbloem, gipskruid of dille– komen de verticale bloemaren goed tot hun recht.
Door hun opgaande groeiwijze vragen gladiolen weinig ruimte, waardoor ze gemakkelijk alleen of in kleine groepjes tussen andere planten kunnen staan.
Het is wel goed om bij het planten direct voor onopvallend steunmateriaal te zorgen, zodat ze vanaf opkomst mooi recht naar boven groeien. Dit kan een tonkinstok zijn of een plantensteun.
Voorheen zag je gladiolen en dahlia’s bijna alleen in een snijbloementuin. Door in oktober de knollen te rooien en die op een droge, vorstvrije plaats te laten overwinteren, kon je jaren met dezelfde knollen doen. Bewaren in droge turfmolm of houtmot gaat ook heel goed. Iedere zomer als de onderste knop kleur vertoont, kun je een mooie bos gladiolen snijden. Het zijn bloemen voor een grote vaas, want ze vragen wel ruimte.
Als je ze snijdt als de onderste bloem zich begint te openen en je zet ze alleen in water, zonder snijbloemenvoedsel, komen bijna alle bloemknoppen uit. Met snijbloemenvoedsel gaat het nog beter en blijven de bloemen beter op kleur.
Ook als ze in een ruime vaas gezet worden en de bloemen breed uitwaaieren, staan de bloemaren de volgende dag toch recht omhoog. Dit heet geotropie. Je ziet het ook bij leeuwenbek. Deze bloemen dienen zelfs in verticale stand vervoerd te worden.
Wie het bezwaarlijk vindt om de knollen te rooien, kan ze ook in de grond laten zitten. Als het niet hard vriest, overleven ze de winter en komen ze in het voorjaar weer op. Eventueel bij vorst er wat oud blad overheen aanbrengen. Plant de knollen wel 10-15 cm diep. Dat biedt meer garantie op overleving en bovendien staan ze dan wat steviger.
Het vermeerderen van gladiolen gebeurt meestal door de vele kleine knolletjes (kralen) die aan de moederknol ontstaan in het voorjaar uit te zaaien. In twee tot drie jaar zijn dit weer bloeibare knollen.
Zwaardlelie
Gladiool, ook wel zwaardlelie genoemd, ontleend zijn naam aan het zwaardvormig blad. Gladiolus betekent klein zwaard. Het geslacht Gladiool behoort tot de familie van de irisachtigen. Het is nauw verwant met Crocosmia (Montbretia) die we ook als overblijvende tuinplant kennen.
De grootbloemige rassen zijn vooral bekend en die tref je vaak in tuinen aan, maar er zijn ook klein bloemige typen, die meestal vroeger bloeien maar minder opvallend zijn. Er zijn ongeveer 200 verschillende soorten in het wild. Door kruisen heeft men heel veel nieuwe rassen gemaakt, die wel in de vorm, maar niet in aantal en grootte van de bloem op hun in het wild levende ouders lijken.
Bij veel kleinbloemige rassen zie je nog wel een duidelijke verwantschap met de oorspronkelijke soorten. Een groot deel van deze soorten komt voor in zuidelijk Afrika, en een ander deel in Zuidoost-Europa en Azië. Een nog bijna wilde soort die voor tuinbeplanting wordt gebruikt, is de Abessijnse gladiool, die voorheen Acidanthera werd genoemd. Deze soort heeft witte bloemen met een purperpaars hart en is in 2008 uitgeroepen tot Bloembol van het Jaar.
Het is een bloem die zeker in de tuin een plaatsje verdient, niet zozeer vanwege de opvallende bloemen, maar wel om haar heerlijke geur. Het is jammer dat de bloemen snel gaan hangen, maar al zie je ze niet, je ruikt ze wel.
Virus
De meeste liefhebbers van gladiolen zal het nauwelijks opvallen, maar bijna altijd zijn de planten met een virus besmet. Meestal is dat alleen aan het blad te zien, maar soms is het zo erg dat er kleine verkleuringen in de bloemen zichtbaar zijn. Hier is niets tegen te doen, alleen bij ernstige besmetting zal de groeikracht afnemen.
Het beste is om gladiolen steeds in verse grond, dus op een ander plaatsje te planten. Dit houdt verband met schimmelziekten (droogrot en vuur) die de plant kunnen aantasten en in de grond overblijven.
Wie gezonde knollen koopt, kan jaren plezier beleven aan deze statige bloeiers.