SGP lijkt in niets op taliban
De geregeld gemaakte vergelijking tussen de SGP en de taliban gaat volkomen mank, betogen Bas Belder en Dick Jan Diepenbroek in de donderdag verschenen bundel ”Eindstrijd. De finale clash tussen het liberale Westen en een traditionele islam”. Een samenvatting.
Een land kent reële en ingebeelde bedreigingen. Als politieke partij ben je niet goed af wanneer je tot de laatste categorie behoort maar toch stelselmatig tot de eerste wordt gerekend. Dat laatste overkomt de SGP.Eén concreet voorbeeld. In het Europees Parlement achtte een liberale afgevaardigde van Nederlandse komaf zich geroepen haar SGP-collega toe te voegen: „De VN pakken die talibanpartij van jou goed aan!”
Bevreemdend én vervreemdend is de parallel tussen moslimfundamentalisme en de SGP waaraan het seculiere discours in Nederland zich stelselmatig bezondigt. Tijd voor een fundamenteel weerwoord aan degenen die zich in wezen geen raad weten met de reële bedreiging uit islamitische hoek en ter bezwering een christelijke pendant creëren in de SGP.
Binnen de islam zijn religieuze en politieke macht ongescheiden. In de praktijk ontstaat daardoor een soort staatskerk of kerkstaat. De situatie in bijvoorbeeld de Islamitische Republiek Iran is echter onvergelijkbaar met het theocratische gedachtegoed van de SGP. Deze partij streeft geen kerkstaat na, waarin staat en kerk vermengd zijn.
Het theocratische denken van de SGP heeft als eerste grondnotie de soevereiniteit van God, waarmee gezegd wil zijn dat het gezag van de overheid afkomstig is van God. Dit betekent dat christenen de overheid dienen te gehoorzamen, of deze nu christelijk is of niet.
Een tweede aspect van het theocratische denken van de SGP ligt hierin dat de geboden van God heilzaam zijn voor heel de samenleving. Dat heeft niets met religieuze dictatuur te maken. Een liberaal of een socialist is er net zo van overtuigd dat een samenleving het meest gediend is bij een liberale respectievelijk socialistische vormgeving.
Een belangrijk punt dat het islamitisch denken nadrukkelijk onderscheidt van het gedachtegoed van de SGP is het gebruik van geweld. Binnen de islam bestaat de wens om de hele wereld te onderwerpen aan de islam. Om dit doel te bereiken is het toegestaan om afvalligen of ongelovigen met geweldsuitingen te confronteren.
Binnen de SGP bestaat de overtuiging dat de normering van de samenleving aan Gods geboden een heilzame uitwerking zal hebben op die samenleving. Dit neemt niet weg dat geweld ten enenmale wordt afgewezen. Deze keuze voor het christelijk geloof moet voortkomen uit innerlijke overtuiging.
De Koran reikt moslimgelovigen op verschillende plaatsen de mogelijkheid van geweld aan, hoewel gelukkig lang niet alle Koranexegeten voor deze interpretatie kiezen. Het probleem ligt evenwel in het feit dat er een groep uitleggers is die dit wel doet.
Gewetensvrijheid
De in de praktijk nogal tegenvallende mate van tolerantie binnen islamitische landen jegens aanhangers van andere religies contrasteert scherp met het denken hierover binnen de SGP. De SGP staat in een eeuwenlange traditie van gegarandeerde gewetensvrijheid om de eigen religie te beoefenen.
De SGP erkent de democratische rechtsstaat boven elk ander politiek stelsel; niet in de laatste plaats vanwege het feit dat de democratie garandeert dat de macht niet bij één of enkele personen berust. Dit neemt evenwel niet weg dat de SGP een normering van de democratie bepleit. Het mag immers niet zo zijn dat slechts en uitsluitend een meerderheid van stemmen uitsluitsel mag geven over de beslissende normen voor goed en kwaad.
De idee van een neutrale staat is een idee-fixe. Iedere staat heeft zijn eigen vorm van staatsgeloof. Het staatsgeloof anno 2008 is de democratische rechtsstaat, gebaseerd op een optimistisch mensbeeld: door middel van overleg en uitwisseling van standpunten zal besluitvorming op een zorgvuldige wijze tot stand komen. De mens is redelijk en beschaafd, en als hij goed over de dingen nadenkt en daar met anderen over debatteert, moet de meerderheid in staat zijn goede besluitvorming tot stand te brengen. Binnen een dergelijk systeem berust het oordeel over goed en kwaad bij de redelijkheid van de meerderheid.
De SGP vindt dit niet alleen een smalle, maar ook een wankele basis. De partij bepleit een externe normering van de democratische rechtsstaat. Dit komt omdat de partij een meer realistisch mensbeeld hanteert.
Elke democraat die de SGP van ondemocratische denkbeelden beschuldigt, moet erkennen dat bijvoorbeeld een meerderheidsbesluit tot herinvoering van de slavernij niet uitgevoerd kan en mag worden. Het te optimistische mensbeeld waarop het huidige staatsgeloof gebaseerd is, vertrouwt op de redelijkheid van de mens, zodat een dergelijk besluit niet tot stand zal komen. Uiteindelijk gaat het dus om de vraag of een meerderheid in staat is zich te vergissen. De SGP wil deze mogelijkheid zeker niet uitsluiten.
Het moderne staatsgeloof erkent uitsluitend de wil van de meerderheid, die hierdoor normstellend is. Het verdedigt een principieel pluralisme, waarbij verschillende waarheden naast elkaar bestaan. Een christelijke partij als de SGP, die zich niet zomaar hierbij neerlegt, krijgt dan algauw het verwijt de scheiding van kerk en staat te overtreden.
Externe normering
Groen van Prinsterer heeft reeds in 1849 opgeschreven waar een dergelijke interpretatie van het principe van de scheiding van kerk en staat in moet resulteren: „De zogenaamde scheiding, gelijk zij veeltijds aangeprezen wordt, is de vereniging met onverschilligheid en ongeloof en leidt tot onverdraagzaamheid en vervolging van al wat zich naar de praktische eisen van het ongeloof niet voegt.”
De democratische rechtsstaat behoeft in de ogen van de SGP een Bijbelse normering, omdat de waarborgen van die rechtsstaat niet uitsluitend in de handen mogen liggen van een willekeurige meerderheid van het moment. Deze externe normering van de democratische rechtsstaat ligt in de heilzame geboden van God. De SGP is ervan overtuigd dat zo’n externe normering van de democratie de mens niet onnodig beknelt. Deze normering beoogt daarentegen de beschermwaardigheid van het menselijk leven en het menselijk welzijn.
De normering heeft niets te maken met het ongedaan maken van de scheiding van kerk en staat. De SGP erkent de eigen terreinen van zowel de kerk als de staat. De partij functioneert binnen de democratische rechtsstaat en heeft geen intentie deze te ontmantelen. De partij streeft tolerantie na, houdt er geen tweederangsburgers op na en wijst iedere vorm van geweld resoluut af.
De vraag wordt hierdoor des te dringender waardoor de aversie tegen de SGP gevoed wordt. Hoe onterecht de vergelijking met de taliban is, moge inmiddels duidelijk zijn. Sterker nog: binnen het actuele debat over de positie van de islam wordt tegen schokkende zaken als eerwraak, mislukte integratie en oproepen tot haat en geweld vaak relatief mild opgetreden in vergelijking met de soms agressieve campagne tegen de SGP.
Wordt deze agressie dan toch deels gevoed vanuit de innerlijke vervreemding van of zelfs vijandschap jegens het christendom? Als dit het geval is, zijn de woorden van Groen van Prinsterer actueler dan ooit.
De auteurs zijn respectievelijk lid en beleidsmedewerker van de Eurofractie ChristenUnie-SGP. ”Eindstrijd” (Uitgeverij Van Praag) is samengesteld door Hans Jansen en Bert Snel.