Quinoa herontdekt als voeding
Voor de inca’s was quinoa een mooie uitkomst. Het gewas, niet echt een graan maar ook geen peulvrucht, liet zich gemakkelijk geschikt maken voor de teelt en hield dapper stand op de hoogvlakten van de Andes.
Toen de Spanjaarden binnenvielen, werd quinoa gedegradeerd tot ”voedsel voor de armen” en vervangen door Europese graansoorten. Intussen heeft zelfs de NASA quinoa herontdekt als astronautenvoedsel en is het in heel Latijns-Amerika aan een revival toe.
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de FAO, beschouwt quinoa als „het perfecte voedsel.” De plant doet het goed op arme gronden en verdraagt droogte en vrieskou. De zaadjes bevatten zestien aminozuren, de bouwstoffen voor eiwitten, bijna geen cholesterol en geen gluten, een stof waarvoor sommige mensen allergisch zijn. Quinoa heeft bovendien een ontstekingswerende en pijnstillende werking en werd in het verleden gebruikt als geneesmiddel tegen de pokken.
In Europa en de Verenigde Staten maakt quinoa opgang in reformwinkels en ook in het natuurlijke verspreidingsgebied van de plant, Peru, Bolivia, Ecuador en Colombia, neemt de belangstelling toe. Het Nationaal Landbouwonderzoekscentrum in Peru heeft de veertig in het wild voorkomende quinoasoorten verzameld en onderzoekt die op hun productiviteit, hun weerstand tegen ziektes en de tijd die nodig is om de graantjes gaar te koken. Met klassieke kruisingsmethoden wordt geprobeerd een hybrideplant te kweken die ook onder 3200 meter boven zeeniveau kan gedijen. De Peruaanse landbouwuniversiteit heeft al een eigen hoogwaardige variant ontwikkeld, de ”La Molina 98”. Zelfs de Nasa heeft quinoa opgenomen in het basisdieet voor zijn astronauten en in Colombia wil men de graantjes volgend jaar in kindertehuizen serveren.
Voor de komst van de Spanjaarden vormde quinoa samen met maïs en aardappelen de basis van het dieet van de Andesvolkeren en nam het een belangrijke plaats in in het landschap en het rituele leven. „Het quinoazaad heeft evenveel verschillende kleuren als maïs”, schreef de rooms-katholieke kroniekschrijver Bernabé Cobo. „Er is witte, gele, paarse, rode, wilde en tamme quinoa.” De Spaanse veroveraars gaven echter de voorkeur aan rijst, tarwe en gerst.
„In Colombia was quinoa nog belangrijk tot 1820, maar daarna ging de kennis over het gewas verloren”, vertelt homeopaat en antropoloog Felipe Cárdenas. „Tegen 1900 was iedereen het vergeten. Onze aristocraten en lokale grootgrondbezitters waren niet geïnteresseerd in dit „indianenvoedsel.”” Cárdenas heeft intussen een project opgestart om opnieuw quinoa te kweken in de provincie Boyacá.
Zelfs in Brazilië, waar de plant helemaal niet inheems is, werd dit jaar een eerste commerciële quinoa-oogst binnengehaald. Dat gebeurde op de boerderij van Francisco Luçardo in de buurt van Brasilia. Luçardo denkt de huidige opbrengst van 1,6 miljoen ton per hectare nog te kunnen opdrijven tot 2,5 miljoen ton per hectare. De introductie van quinoa in Brazilië is grotendeels het werk van Carlos Spehar, een Braziliaans landbouwonderzoeker die zijn eerste zaadjes kreeg van een Peruaanse collega die samen met een doctoraatstudie volgde in Londen. Spehar ziet een grote toekomst voor het Andesgewas als voedingsbron voor mens en dier.