Mythes in discussie over bonussen
De verhitte discussie over bonussen van bankiers is gebaseerd op een aantal mythes, stelt Tony de Bree.
De gehele hype rond bonussen en de ontstane volkswoede zijn gebaseerd op een aantal mythes. De discussie hierover leidt af van de echte structurele problemen in de Nederlandse banksector en de Nederlandse economie, laat staan dat deze worden aangepakt.Mythe 1: Alle bonussen zijn slecht. De discussie over bonussen wordt zonder al te veel nuance gevoerd en niet altijd met correcte informatie. Daardoor gaan zaken door elkaar lopen, bijvoorbeeld het fenomeen bonussen, de hoogte van bonussen, de manier waarop ze worden toegekend en of ze wenselijk zijn bij de genationaliseerde banken. Het gaat hier om verschillende zaken, die dus ook apart besproken dienen te worden.
De centrale vraag is op welke manier bonussen geschikt zijn als beloning voor een uitzonderlijke prestatie en om gewenst gedrag te stimuleren, op welk niveau dan ook. Daarvoor moet duidelijk zijn wie een bonus toekent en hoe dat gebeurt.
Mythe 2: Niemand wist ervan en het is allemaal handjeklap. Dit is voor mensen binnen de sector een belangrijk punt van irritatie. Het bonussysteem is vanaf de jaren 90 ingevoerd onder meer onder druk van aandeelhouders, belangenorganisaties als de VEB en met toestemming van de commissarissen, de overheid en DNB. Dit heeft geleid tot een bepaald gedrag binnen de sector, van hoog tot laag, met een stroomversnelling na 2000.
Mythe 3: Er heerst onder bankiers een graaicultuur. Dit is de reden dat ik en vele collega’s met mij eigenlijk niet meer naar feestjes gaan. Banken zijn onderdeel van de maatschappij en dus een dwarsdoorsnede van de samenleving. Gelovig of niet, het overgrote deel van de mensen die bij banken werken laat zich leiden door intrinsieke motivatie: geluk, je best doen voor klanten en een goede balans tussen werk en privé. Waarbij geld net als bij iedereen in Nederland natuurlijk een belangrijke rol speelt.
Een aantal mensen heeft zich inderdaad laten verleiden door macht en geld, daartoe aangezet door de aandeelhouders en de hoge beloningen. Maar ”de bankier” bestaat niet en daarom hebben bankmedewerkers er moeite mee om voor ”boef” te worden uitgemaakt.
Bovendien, waarom zouden mensen die nog bij de banken werken hun bonussen moeten inleveren, terwijl mensen die met veel geld zijn weggegaan of nog veel hogere bonussen hebben gekregen, die niet terug hoeven te betalen? En waarom zouden die hoge bonussen en salarissen een groot probleem zijn bij de genationaliseerde banken, maar niet bij de andere banken? Dat leidt alleen maar tot oneerlijke concurrentie.
Winstdeling
De discussie over bonussen leidt de aandacht af van de discussie die eigenlijk gevoerd zou moeten worden, namelijk welke lessen we kunnen leren van de crisis en hoe die van belang zijn voor een sterke en duurzame bancaire sector in Nederland. De medewerkers van de betrokken banken moeten daarbij een actieve rol kunnen spelen.
Banken moeten weer organisaties worden waar iedereen met plezier werkt, waar alle aandacht gericht is op de klant en waar mensen op een faire en transparante manier worden beloond en behandeld. Dat betekent ook dat ongewenst gedrag –op welk niveau dan ook– bestraft moet worden.
Er zou al veel gewonnen zijn als banken een beloningsysteem hanteerden dat niet meer structureel is gericht op het op korte termijn veel geld verdienen voor aandeelhouders, het verhogen van omzet en het verkopen van zo veel mogelijk producten. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door het herinvoeren van de winstdelingsregeling voor alle medewerkers.
Want hoe je het ook wendt of keert, bankiers zijn mensen als iedereen en willen in grote meerderheid dus niets liever dan gewoon weer hun werk kunnen doen samen met de klant.
De auteur is werkzaam bij een bank en blogt op dagboekvaneenbankier.nl. Hij schrijft op persoonlijke titel.